30014 |
verzopen mortel |
verzopen spijs:
vǝrzǭpǝ [spijs] (Q030p Schinveld)
|
Mortel waar teveel water in is verwerkt. Zie voor de fonetische documentatie van het woord '(spijs)' het lemma 'Mortel'. [N 30, 43a; monogr.]
II-9
|
23312 |
vespers |
vesper (lat.):
vɛspər (Q030p Schinveld)
|
de vespers [RND]
III-3-3
|
18277 |
vest |
kamizool (<fr.):
kammezoal (Q030p Schinveld),
vest:
vest (Q030p Schinveld),
west (Q030p Schinveld)
|
herenvest zonder mouwen met knopen [wes, west, weemeske, kolder, kamezool, zjielle, ziep, sentje [N 23 (1964)] || vest (kleedingstuk) [SGV (1914)]
III-1-3
|
18533 |
vestzakje |
vestjestasje:
vestjestés (Q030p Schinveld)
|
vestzakje [ziepzekse, weemesteske, vestjestes] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34274 |
vetmesten |
masten:
mastǝ (Q030p Schinveld)
|
Vee vetmesten, in het bijzonder gezegd van stiertjes, kalveren en vaarzen. [N 38, 26; N 3A, 75a, 75b, 75c, 76 en 77a; monogr.]
I-11
|
33756 |
veulen |
veulen:
vȳǝlǝ (Q030p Schinveld)
|
Jong paard, gewoonlijk tot de leeftijd van twee en een half jaar. [JG 1a, 1b; A 4, 2d; L 20, 2d; L A1, 262; N 8, 1; Gwn 5, 10; RND 107; S 40; Wi 4; monogr.]
I-9
|
22832 |
vieren |
vieren:
chəvi.ərt (Q030p Schinveld)
|
gevierd [RND]
III-3-2
|
20574 |
vieruursboterham |
koffiedrinkens, het -:
’t kòffedrinkes (Q030p Schinveld)
|
de maaltijd met brood rond 4 uur [N 07 (1961)]
III-2-3
|
25354 |
vijl |
ronde vijl:
runj vil (Q030p Schinveld),
vijl:
vīl (Q030p Schinveld)
|
De vijl waarmee men de onderrand van de krabber scherp maakt. [N 28, 123] || In het algemeen een staafvormig stalen werktuig met inkepingen voor het bewerken, slijpen of gladmaken van harde materialen. Zie ook het lemma ɛvijlɛ in wld II.11, pag. 69. Het materiaal hier vormt een aanvulling op dit lemma.' [S 40; A 14, 12a, add.; monogr.]
II-1, II-12
|
31371 |
vijlen |
vijlen:
vīlǝ (Q030p Schinveld)
|
Een stuk hout bewerken met de houtvijl. [N 53, 159; A 38, 61; monogr.]
II-12
|