20826 |
zout |
zout:
zaut (Q030p Schinveld)
|
zout [DC 03 (1934)]
III-2-3
|
19222 |
zuchten |
kuimen:
kūūme (Q030p Schinveld)
|
zuchten [snokke] [N 10 (1961)]
III-1-4
|
21072 |
zuigen |
lotsen:
loetschə (Q030p Schinveld),
opzuigen:
opzoege (Q030p Schinveld),
zuiken:
zoeke (Q030p Schinveld)
|
limonade door een rietje zuigen [DC 35 (1963)] || zuigen [DC 38 (1964)] || zuigen [suuke, snekke] [N 10 (1961)]
III-2-3
|
21324 |
zuinig |
genauw:
genauw (Q030p Schinveld),
nauw:
neij = nèj (Q030p Schinveld),
zuinig:
zŭŭnig (Q030p Schinveld)
|
zuinig [SGV (1914)]
III-3-1
|
20518 |
zure haring |
zure haring:
zoere hiering (Q030p Schinveld)
|
rolmops; Hoe noemt U: Een haring in het zuur (rolmops) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
18032 |
zure oprisping |
zuurbranden, het -:
t zôêr brènne (Q030p Schinveld),
zôêrbrenne (Q030p Schinveld)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20336 |
zuster |
zuster:
zuster (Q030p Schinveld, ...
Q030p Schinveld,
Q030p Schinveld,
Q030p Schinveld),
zøͅi̯stər (Q030p Schinveld),
zøͅstər (Q030p Schinveld)
|
zuster [haar] [SGV (1914)] || zuster; bestaat er een woord voor broers en zusters samen (Hd. Geschwister?) [DC 05 (1937)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; < 6 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn - is achttien, mijn zuster twintig jaar; ± 10 jaar [DC 12a (1943)] || zuster; mijn broer is achttien, mijn zuster twintig jaar; volw. [DC 12a (1943)]
III-2-2
|
20626 |
zuurdeeg |
zuurdesem:
zurdēzǝm (Q030p Schinveld)
|
Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.]
II-1
|
25555 |
zuurdeeg maken |
deegsemen:
dēxsǝmǝ (Q030p Schinveld),
dēxsǝmǝn (Q030p Schinveld),
desemen:
dēsǝmǝ (Q030p Schinveld),
dēsǝmǝn (Q030p Schinveld)
|
Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.]
II-1
|
20679 |
zuurkool |
ingemaakt kappes:
(Igemak kappes).
igemak kappes (Q030p Schinveld),
zuurmoes:
(Igemak kappes).
zoermoes (Q030p Schinveld)
|
zuurkool [SGV (1914)]
III-2-3
|