34363 |
varkens mesten |
vetmaken:
vętmākǝ (P052p Schulen)
|
Het vetmesten van varkens totdat ze geschikt zijn voor export of slacht. [N 76, 37c; JG 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|
33359 |
varkensketel |
varkensketel:
vɛrǝkǝskɛtǝl (P052p Schulen)
|
De ketel waarin het varkensvoer gekookt en gemengd wordt. Soms is het dezelfde ketel als die waarin het voer voor de koeien bereid wordt. Zie verder het lemma "veevoerkookketel" (2.2.10). [JG 1a; L 36, 96c; monogr.; add. uit A 13, 19c]
I-6
|
33391 |
varkensstal, varkenshok |
varkensstal:
vɛ.rǝkǝs[stal] (P052p Schulen)
|
De stal of het deel van de stal waarin zich de varkenshokken bevinden. Doorgaans wordt er geen onderscheid gemaakt in de aanduiding van de stal in de zin van het gebouw of deel daarvan en in die van het hok, de houten constructie waarin de varkens zich bevinden. De opgaven waarbij wèl is aangegeven dat zij betrekking hebben op het houten hok, staan achter in het lemma bijeen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.3). Zie ook de plattegronden van de stallen in paragraaf 1.2. [N 5A, 60a en 60b; N 5, 105c; A 10, 9d en 9e; L 38, 27; S 39 en 50; monogr.]
I-6
|
33393 |
varkenstrog |
trog:
trőx (P052p Schulen)
|
De vaste voerbak in een varkenshok voor het vloeibare voedsel. [N 5A, 60d; A 4, 4d; L 8, 19; L 20, 4d]
I-6
|
20646 |
varkensvet |
gesmolten vet:
gəsmoͅ.ltə veͅt (P052p Schulen)
|
gesmolten vet [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
34272 |
vaste uitwerpselen |
keutels:
kīǝ.tǝls (P052p Schulen),
stront:
stro.nt (P052p Schulen)
|
Vaste uitwerpselen van vee. [JG 1a, 1b; A 9, 24e; A 9, 28c; monogr.]
I-11
|
22648 |
vastenavond |
vastenavond:
va.stəno.vət (P052p Schulen)
|
vastenavond [RND]
III-3-2
|
26650 |
vat |
half vat:
halǝf ˲vǭǝ.t (P052p Schulen
[(10 kg)]
)
|
Graanmaat. Naar gelang de streek kan de inhoud van een vat verschillen. Voor zover door de invullers opgegeven, is achter het plaatscodenummer tussen ronde haken het aantal kiloɛs vermeld.' [JG 1b; JG 1c; JG 2c; Jan 141; Coe 263; Grof 288; monogr.]
II-3
|
21284 |
vechten |
vechten:
Volt. deelw. gevu.chte.
fɛ.xtə (P052p Schulen)
|
Hij deed geheel de wereld vechten. [RND]
III-3-1
|
34466 |
vechthaan |
soorthaan:
sō.thǭǝ.nǝ (P052p Schulen),
vechthaan:
vɛxthǭǝ.nǝ (P052p Schulen)
|
Haan in de regel van een bijzonder ras, die afgericht wordt voor hanengevechten. Hanengevechten zijn een Haspengouwse specialiteit. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-12
|