e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schulen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
velg velling: (mv)  vɛlǝŋǝ (Schulen) De oorspronkelijke betekenis van de term velg is "elk van de vier tot zes gebogen houten blokken, die samen de rand van het wiel vormen en waarin de spaken vastgemaakt worden". Een aparte term voor de volledige houten rand bestond oorspronkelijk niet. Er is verwarring rond de term gekomen bij de opkomst van de fiets- en de autowielen, waarvan de randen niet uit aparte deeltjes bestonden, maar die uit √©√©n stuk gemaakt waren. Deze randen werden ook "velgen" genoemd. De verwarring blijkt duidelijk uit het feit dat voor zowel het houten blok als voor de volledige rand dezelfde termen, velg en velling, werden opgegeven en in de opgaven verschijnt vaak het meervoud, vooral in de betekenis van "houten rand". Sommige opgaven zijn echter samenstellingen, waaruit de betekenis eenduidig blijkt. Deze woordtypes staan onder B. en C. geordend en betekenen resp. "houten blok" en "wielrand". [N 17, 65a-b + add; N G, 45a-b; JG 1a; JG 1b; JG 2b; A 4, 20a + c; L 20, 20c; monogr.] I-13
verbergen versteken: verstēkə (Schulen) verbergen [ZND 25 (1937)] III-1-2
verfrommelen frommelen: fromele (Schulen) (papier) frommelen, verfrommelen [ZND 35 (1941)] III-1-2
vergaartekens knippen: (enk)  knep (Schulen) Inknippingen en krijtstrepen of ook steken op de stof, eventueel inknippingen in het knippatroon en vandaar overgebracht op de stof, om exact de plaatsen aan te geven waar de diverse delen aaneengehecht moeten worden. [N 59, 49] II-7
verkouden verkoud: ich ben verkad (Schulen), ich ben verkād (Schulen), ig zijən verkaad (Schulen) ik ben verkouden [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-2
verkoudheid kou: djé zult ne kaə pakkə (Schulen), valling: ich heb ən valling (Schulen) ge zult een kou vatten [ZND 34 (1940)] || Ik heb een kou op de borst. [ZND 22 (1936)] III-1-2
versleten versleten: vərslēətə (Schulen) verslijten, versleet, versleten (volt.deelw.) [ZND 25 (1937)] III-1-3
verstellen verstellen: vǝrstɛlǝ (Schulen) Een lap op de scheur in het kledingstuk naaien of het verstellen of oplappen. [N 62, 43a; N 62, 21b; Gi 1.IV, 50; S 36; MW] II-7
vest kamizool (<fr.): kaməzöl (Schulen), kaməzø̄l (Schulen) het vest [N 59 (1973)] || vest (fr. gilet) [ZND 16 (1934)] III-1-3
vestenmaker vestenmaker: vɛstǝmaǝkǝr (Schulen) Kleermaker die vooral vesten maakt. De woordtypen jassenmaker, jasmaker, confectioneur en stukwerker duiden erop dat deze persoon niet enkel vesten maakt. [N 59, 195a] II-7