31711 |
bovenste handvat |
(bovenste, bovelste, lange, grote, achterste) kruk:
kręk (P052p Schulen)
|
Het bovenste handvat van de steel van de zeis, dat in de linkerhand wordt gehouden. Doorgaans is dit het lange T-vormige handvat, zoals beschreven in de algemene toelichting van deze paragraaf en in de toelichting bij het lemma ''steel van de zeis''; daar zijn ook de opgaven opgenomen waar het bovenste handvat kort en recht is of waar dit bovenste handvat ontbreekt (model B). Om de varianten van de substantiva onder één woordtype bijeen te houden en een vergelijking met de opgaven voor het onderste handvat te vergemakkelijken, zijn de adjectiva (bovenste, lange, grote, enz.) als facultatief in het hoofdwoordtype opgenomen. Zie afbeelding 4, A1 en B1.' [N 18, 67b; N C, 3b1; JG 1a, 1b, 2c; monogr.]
I-3
|
28936 |
bovenwijdte |
borstomtrek:
bǫstemtręk (P052p Schulen)
|
De omtrek boven van mannen en vrouwen. Bij mannen wordt de bovenwijdte gemeten horizontaal onder de armen, terwijl men bij vrouwen de omtrek van achter meet, horizontaal onder de armen en boven of over de buste. Zie afb. 26. [N 59, 44b]
II-7
|
20807 |
braadworst |
heelworstje:
hēəlwoskes (P052p Schulen)
|
worst van rauw vlees [ZND 21 (1936)]
III-2-3
|
33653 |
braakland |
vogelwei:
vøgǝlwē̜i̯ (P052p Schulen),
vōi̯.gǝlwei̯ (P052p Schulen)
|
Stuk land of akker dat men één of meer jaren onbewerkt laat liggen alvorens het opnieuw te beploegen. [N 11, 6; N 27, 4b; N 27, 31; N 11A, 135; A 10, 4; A 33, 12; A 33, 14a; JG 1a, 1b, 2a, 2b, 2c; L 22, 13; L 1a-m; L 1u, 22; L 19b, 1a; S 4; Ale 253; monogr.]
I-8
|
31545 |
braam |
reveldoorn:
rēǝ.vǝldjō.n (P052p Schulen)
|
Rubus fruticosus L. Het bekende moeilijk te verwijderen doornige gewas in wegbermen, aan bosranden en dergelijke met tot 3 meter lange gestekelde takken, die vaak boogvormig overhangen, en zwarte (onrijp: rode) samengestelde smakelijke vruchtjes. De gewone braam bloeit van mei tot juli met witte tot roze bloempjes. Ook in cultuur om de eetbare vruchten. De vraag in de enquête van J. Goossens is gesteld vanwege de braamtakken in verband met de vervaardiging van korven. Deze worden gemaakt van strowissen en de lange taaie braamtakken die van hun doornen zijn ontdaan. [JG 1a, 1b; A 13, 5b; RND 82; monogr.]
I-5
|
24501 |
braambes |
braamsberen:
bronsbēͅrə (P052p Schulen)
|
braam(bessen) [RND]
III-4-3
|
33295 |
braambessen |
braansberen:
brǫ.nzbēǝ.rǝ (P052p Schulen)
|
Als aanvulling op de vraag die in het lemma Braam is behandeld werd ook geïnformeerd naar de benamingen van de vrucht van de braamstruik. [JG 1b gedeeltelijk, 1c, 2c]
I-5
|
24474 |
braamstruik |
reveldoorn:
rēə.vəldjō.n (P052p Schulen)
|
braam [Goossens 1b (1960)]
III-4-3
|
20788 |
braden |
braden:
vlīs brōə (P052p Schulen)
|
vlees braden en vlees bakken [ZND 22 (1936)]
III-2-3
|
19635 |
brandhout |
stoofhout:
støfhōt (P052p Schulen, ...
P052p Schulen),
støくhōt (P052p Schulen),
vinkelhout:
vinkelhoot (P052p Schulen),
viŋkəlhōt (P052p Schulen, ...
P052p Schulen)
|
[ZND 22 (1936)]brandhout [ZND 01 (1922)] || brandhout; klein hout voor de kachel [ZND 22 (1936)]
I-7, III-2-1
|