21169 |
brug |
brug:
breg (P052p Schulen, ...
P052p Schulen),
brix (P052p Schulen)
|
brug [RND] || een houten brug [ZND 22 (1936)]
III-3-1
|
20386 |
bruid |
bruid:
1a-m; 22, 29a;
brêud (P052p Schulen)
|
bruid [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
20387 |
bruidegom |
bruidegom:
1a-m; 22, 29a;
brêudegom (P052p Schulen)
|
bruidegom [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
23221 |
bruidje in de processie |
bruidje:
breidjes (P052p Schulen, ...
P052p Schulen)
|
Hoe heten de kleine meisjes die in de processie gaan? [ZND 22 (1936)]
III-3-3
|
20390 |
bruiloft |
bruiloft:
1a-m; 22, 29b;
brulof (P052p Schulen)
|
bruiloft [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
34138 |
brullen |
brullen:
brelǝ (P052p Schulen)
|
Abnormaal geluid dat vooral wild geworden runderen uitstoten. [N 3A, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
34072 |
brulse koe |
brul:
brel (P052p Schulen)
|
Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b]
I-11
|
25116 |
bui, regenbui |
bijs:
beis (P052p Schulen),
slagregen:
slagregel (P052p Schulen)
|
bui, regen [ZND 01 (1922)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
pens:
pɛ.ns (P052p Schulen)
|
Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9
|
18095 |
buikpijn |
buikpijn:
boəkpyən (P052p Schulen)
|
ik heb buikpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|