e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Schulen

Overzicht

Gevonden: 1625
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
lauw lauw: leu zetter (Schulen) Lauw. Lauw water [ZND 37 (1941)] III-4-4
leeg, niets bevattend leeg: leeg (Schulen) Leeg. Mijn glas is ledig [ZND 37 (1941)] III-4-4
legger achterkraag: aǝxtǝrkrāx (Schulen), opener: ø̜̄pǝnǝr (Schulen) Het liggend deel van een omvallende kraag. [N 59, 123b] II-7
lei lei: de lei (Schulen) Een lei waarop de kinderen schrijven. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leiden leiden: lēǝ (Schulen) De koe laten paren. [N 3A, 30a; JG 1a, 1b; monogr.] I-11
lendenen en kuil miltkuil(en): mīǝlkø̜i̯lǝ (Schulen) Achter de rug liggen de lendenen. Bij een welgevormd paard gaan de lendenen, die sterk en goed gespierd moeten zijn, ongemerkt in kruis en flanken over. De miltkuilen of -holten vormen het gedeelte van de flanken tussen heupgewricht en de laatste rib, een holte aan de buik ter hoogte van de milt. Een paard heeft bij voorkeur kleine miltkuilen. Zie afbeelding 2.30. [JG 1a, 1b, 2c] I-9
lenen lenen: līnə (Schulen) leenen [ZND 14 (1926)] III-3-1
lepel lepel: leppel (Schulen) Lepel (juiste dialectuitspraak) [ZND 37 (1941)] III-2-1
leugen leugen: da es ien lugen (Schulen) Dat is een leugen. [ZND 37 (1941)] III-3-1
leven (zn) leven: leve (Schulen, ... ) leven; in de fleur van zijn leven [ZND 35 (1941)] || leven; op het einde van zijn leven [ZND 34] III-2-2