| 20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjónéés (P052p Schulen)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|
| 18235 |
medaillon |
medaille:
ien geu médolle (P052p Schulen)
|
een gouden medaille [ZND 38 (1942)]
III-1-3
|
| 21038 |
meel |
meel:
mī ̝ǝl (P052p Schulen)
|
Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b]
II-3
|
| 21273 |
meester |
meester:
mistər (P052p Schulen)
|
(school)meester [RND]
III-3-1
|
| 28868 |
meetlint |
lintmeter:
lentmētǝr (P052p Schulen)
|
Een oprolbaar ± 150 cm lang meetlint, vervaardigd van linnen en inwendig van koperdraad voorzien om het rekken of krimpen tegen te gaan (Gerritse, pag. 21). Zie afb. 2. [N 59, 2; N 62, 69]
II-7
|
| 33337 |
meid, dienstmeid |
maagd:
māxt (P052p Schulen),
meid:
mɛi̯t (P052p Schulen)
|
Meid is een noordelijke vorm, een samentrekking uit maged, maagd. Kok en keukense slaan op de keukenmeid. Dienstbode is een expansie uit de (Noord-)Nederlandse standaardtaal. [L 1, a-m; L 1u, 156; L 38, 10; RND 118; R 12, 30; S 6 en 23; Wi 6; monogr.]
I-6
|
| 24331 |
meikever |
kever:
ook in ZND 01u, 159 en ZND 16, 005;
kēəvər (P052p Schulen)
|
meikever [ZND 01 (1922)]
III-4-2
|
| 22800 |
melden (kaartterm) |
laten weten:
?
laten weten (P052p Schulen)
|
Melden. (in welke betekenis wordt dat woord gebruikt? Geef de uitdrukking waarin het voorkomt, b.v. bij het kaartspelen, enz.). [ZND 38 (1942)]
III-3-2
|
| 33294 |
melganzevoet |
melde:
mīǝ.lt (P052p Schulen)
|
Chenopodium album L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op braakliggend land en bouwland, vooral bij sterke bemesting, en met name ook waar pulpkuilen gestaan hebben. Het heeft witte bloemtrosjes, die van juli tot de herfst bloeien, en bladeren die van boven dof en van onder wit-melig zijn. De hoogte varieert van 15 tot 120 cm. [JG 1a, 1b; A 60A, 83; monogr.]
I-5
|
| 34237 |
melk |
melk:
mē.lǝk (P052p Schulen),
mɛlǝk (P052p Schulen)
|
De hoofdzakelijk uit water, eiwit, vet en melksuiker bestaande witte vloeistof die door het vrouwelijk rund wordt afgescheiden. Op de kaart is het woordtype melk niet opgenomen. [A3, 3; A 11, 1c; A 17, 17; A 7, 14; RND 40; RND 127; S 23; JG 1a, 1b, 2c; L 1a-m; L 4, 3; L 29, 5; NE 3, V 6n; Vld.; Gwn 10, 1; monogr.]
I-11
|