24619 |
doornstruik |
doornenstruik:
döörse stroeək (L266p Sevenum)
|
doornstruik [SGV (1914)]
III-4-3
|
33167 |
doorschieter |
doorgroeier:
dōrgrui̯ǝr (L266p Sevenum)
|
Aardappelstruik waaraan zich door overmatige groei steeds nieuwe scheuten en aardappeltjes vormen. [N 12, 9; monogr.]
I-5
|
32391 |
dopbeitel, guts |
dopbeitel:
dop˱bęjtǝl (L266p Sevenum)
|
Stalen beitel van ongeveer 20 cm lengte met een snede in de vorm van een halve cilinder. De dopbeitel wordt aangedreven met de heulbankhamer en dient om een eerste uitholling in de ruw bewerkte klomp te maken. Zie ook afb. 240. [N 97, 21; A 29a, 7b; monogr.; Bakeman 8]
II-12
|
20848 |
dopen |
dopen:
duuëpe (L266p Sevenum),
dyəpə (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
soppen:
soppe (L266p Sevenum),
weken:
weike (L266p Sevenum)
|
doopen (dopen) [RND] || dopen [RND] || Dopen. [N 96D (1989)] || indopen van het brood b.v. in de koffie: soppen [N 08 (1961)]
III-2-3, III-3-3
|
20657 |
doperwt |
dopper:
duppers (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u de volgende peulgewassen: doperwten (alleen de onrijpe zaden worden gebruikt) [N 71 (1975)]
III-2-3
|
33521 |
doperwten |
doperwten:
WLD
dop ért (L266p Sevenum),
dop-èrt (L266p Sevenum),
doppers:
duppers (L266p Sevenum),
groene erwt:
grûn erwt (L266p Sevenum)
|
De jonge erwten die uit de dop gehaald moeten worden; doperwt (poolerwt, dopper, doperwt, pelerwt). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u de volgende peulgewassen: doperwten (alleen de onrijpe zaden worden gebruikt) [N 71 (1975)] || Kent u de volgende benamingen van erwten? Hoe spreekt u deze uit? Wat betekenen ze? groene erwt [N 71 (1975)]
I-7
|
24753 |
dophei |
bezemhei:
WBD ook wel
bessemhei (L266p Sevenum),
dophei:
WBD
dophei (L266p Sevenum),
WLD
dòp-hei (L266p Sevenum)
|
Dophei (erica tetralix een 10 tot 50 cm lage plant. De stengels zijn stijf behaard; de bladeren bevinden zich in 4-tallige kransen, ze zijn smal, ongesteeld en niet afvallend; aan de rand zijn de bladeren klierachtig behaard; de bloemen bevinden zich in [N 92 (1982)]
III-4-3
|
26731 |
dopheide |
tamme hei:
tām hē̜j (L266p Sevenum)
|
[I, 123b]
II-4
|
32443 |
dopje |
dopje:
dǫpjǝ (L266p Sevenum)
|
Klomp met een binnenlengte van minder dan 15 centimeter. [N 97, 140]
II-12
|
21311 |
dorp |
dorp:
dèrp (L266p Sevenum)
|
dorp [SGV (1914)]
III-3-1
|