e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

Gevonden: 6012
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
afraffelen afraffelen: aafraffele (Sevenum), aframmelen: aaframmele (Sevenum) (te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)] III-3-3
afrastering van wei gelint: gǝleŋk (Sevenum) Kunstmatige omheining, doorgaans een afrastering van met draad verbonden palen. [N 14, 62; S 11; Gwn 16, 11; A 25, 8; N 11, 8 add.; monogr.] I-8
afrikaantje stinkertje: -  stinkerkes (Sevenum), WBD  stingkerkes (Sevenum) Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [DC 54 (1979)], [N 92 (1982)] III-2-1
afrit afrit: aaf-rit (Sevenum), aafrit (Sevenum) een hellende weg waarlangs men een brug, een dijk enz. kan verlaten (afrit, afging, afrij) [N 90 (1982)] III-3-1
afscheiding als teken van hengstigheid veempjes (vadempjes): vē̜mkǝs (Sevenum) [N 8, 45, 46 en 48] I-9
afschepschop voorschup: vō ̞rsxøp (Sevenum) Een afschepschop is een schop die men gebruikt bij het spitten, om de ruwe en vaak begroeide bovenlaag van de uit te spitten voor af te scheppen en in de open voor te deponeren. Vergelijk ook het vorige lemma. Zoals uit enkele termen blijkt, betreft het vaak een schop die ook voor ander schepwerk gebruikt wordt. [N 11A, 149b; N 18 add.; div.] I-1
afscheuren, afritsen afscheuren: aafscheure (Sevenum), aafschèùre (Sevenum) afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)] III-4-4
afslaan, van noten slaan: WLD  nèùt slaon (Sevenum), nèùt slàòn (Sevenum) Noten afslaan (boeken, beuken slaan, rammelen, sloesteren). [N 82 (1981)] I-7
afstandskaart met coördinaten cordinatiekaart: coördinatie-kaart (Sevenum) Hoe heet verder in Uw dialect: de afstandskaart met coördinaten? [N 93 (1983)] III-3-2
afsteker afsteker: āfstękǝr (Sevenum), opsteker: ǫpstękǝr (Sevenum) Bij het bergen van de oogst in de schuur zijn altijd twee, soms ook drie personen betrokken. De afsteker (dit lemma) werpt de schoven van de oogstkar naar beneden; de tasser (lemma ''tasser in de schuur'', 5.1.13) tast de schoven op in het schuurvak. Als de afstand tussen de afsteker en de tasser te groot is geworden wanneer men al hoog is gevorderd op de tas, worden de schoven door een derde persoon (lemma ''bijgooier'', 5.1.14) doorgegeven. Dit lemma bevat de benamingen voor degene die de schoven van de kar af aanreikt aan degene die stapelt, of eventueel aan de tussenpersoon. Normaal gesproken is dit een neergaande beweging (af-). Sommige opgaven bevatten het voorvoegsel op-; hierbij moet wel gedacht worden aan een hoger dan de wagen gelegen graanstapel. [N 15, 47; monogr.] I-4