e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
flauw flauw: flauw (Sevenum), flàw (Sevenum), laf: laf (Sevenum, ... ), làf (Sevenum) flauw, smakeloos [RND] || niet zout of hartig smakend (meeps, laf, flauw, flets, fleps) [N 91 (1982)] III-2-3
flauwvallen flauwvallen: flauw valle (Sevenum), flàw valle (Sevenum, ... ) Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)] || zwijm: In onmacht, in zwijm vallen (bezwijmen, vallen, zwijmelen, zwinden, kwalijk worden). [N 84 (1981)] III-1-2
flensje koekje: kùkske (Sevenum), pannenkoekje: pannekukske (Sevenum) flensje; Hoe noemt U: Een dun pannekoekje, een flensje (struifje, koekje, flensje, broedertje) [N 80 (1980)] III-2-3
fles, maat van ong. 0,8 liter fles: fles (Sevenum) de maat die een inhoud aangeeft van 0,8 liter [fles] [N 91 (1982)] III-4-4
flets pips: pips (Sevenum), pips kiëke (Sevenum) Flets: ongezond bleek of vaal van gelaatskleur (flets, geeps, kwips, pips). [N 84 (1981)] III-1-2
flink; flinke persoon flink: flink (Sevenum), hel werken: hèl werke (Sevenum), hél werke (Sevenum) flink: U loopt nog - voor iemand van uw leeftijd [DC 39 (1965)] || geneigd om flink aan te pakken, om stevig door te werken [hel, flink] [N 85 (1981)] III-1-4
fluim fluim: floeəm (Sevenum), kliek: WNT: kliek (II), 3): Fluim. Verouderd. [!!]  kleek (Sevenum), kleeək (Sevenum) fluim [SGV (1914)] || fluim [klad, kwalster, kwaaier] [N 10a (1961)] III-1-2
fluimen uitspuwen uitgooien: oetgooje (Sevenum) spuwen: fluimen uitspuwen [kwalstere, kwaajere, uitgooje] [N 10 (1961)] III-1-2
fluisteren smiesperen: Van Dale: smiespelen, (gew.) fluisteren, smoezelen.  smiespere (Sevenum) lispelen [SGV (1914)] III-3-1
fluiten naar de duiven fluiten: fluite (Sevenum) Hoe noemt U het fluiten naar de duiven? [N 93 (1983)] III-3-2