34305 |
gesneden mannelijk varken |
berg:
børx (L266p Sevenum),
børxt (L266p Sevenum),
borg:
bǫrx (L266p Sevenum)
|
Het WNT (II, 1 blz. 1872 s.v. berg (II)) geeft de volgende definitie van berg: "Hetzelfde als Barg (I), inzonderheid toegepast op de mannelijke biggen die, ongeveer drie weken oud, zijn gesneden". [N 19, 8; A 4, 4b; A 4, 4a; L 20, 4b; L 37, 49e; JG 1a, 1b, 2c; S 39; N C, add.; monogr.; N E 1, 12]
I-12
|
34309 |
gesneden vrouwelijk varken |
gelt:
gelt (L266p Sevenum)
|
Uit de antwoorden blijkt dat gelt verschillende betekenissen kan hebben. Er zijn informanten (K 278, L 421, 422, 423, Q 197, 211) die zeggen dat het snijden van een vrouwelijk varken ter plekke onbekend is. Het onvruchtbaar maken bestond uit het doorknippen van de eileiders. [N 19, 9; A 4, 4c; L 20, 4c; L 37, 49e; JG 1b; L 37, 49f; monogr.]
I-12
|
18254 |
gesp |
gespel:
ps. invuller twijfelt over dit antwoord. ps. de e staat subscript geschreven en is omgespeld in: ë.
gaspelschooën ? (L266p Sevenum),
klamp:
Van Dale: klamp.
klamp (L266p Sevenum)
|
gesp [schoenen m.e. ~ ] [SGV (1914)] || sluitgesp, haak aan de tailleband van een broek [sjnal, boksesnal, gasp, gespel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
34420 |
gespeend schaap |
germ:
gɛrm (L266p Sevenum)
|
Het jong van een schaap, als het van de moeder weggenomen wordt. [A 4, 22e; L 20, 22e]
I-12
|
33761 |
gespeend veulen |
veulentje:
vø̜̄lkǝ (L266p Sevenum)
|
Een veulen dat gespeend, niet meer gezoogd wordt. De ontwenning heeft tijdens de vierde of vijfde maand plaats. [N 8, 2b]
I-9
|
33428 |
gesteelde plank om een lemen dorsvloer aan te kloppen |
sleger:
slē̜ ̞gǝr (L266p Sevenum)
|
De gesteelde plank waarmee men de pas gelegde lemen dorsvloer aanklopt zodat deze glad en vast wordt. In Q 76 kent men dit werktuig niet, maar wel een houten blok om te dāmǝ (= aankloppen). [N 5A, 67b]
I-6
|
23515 |
gestichte mis |
gestichte mis:
gesteechte mis (L266p Sevenum)
|
Een gestichte H. Mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18543 |
gestreepte broek |
fantasieboks:
fantazieboks (L266p Sevenum)
|
broek, gestreepte ~ van jacquet of kort zwart pak [striepkesboks] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
22404 |
getalzijde van een geldstuk |
munt:
munt (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
De getalzijde van een geldstuk [letter, oppers, munt]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
18828 |
getob; tobben |
gemartel:
gemartel (L266p Sevenum),
plaren:
plaare (L266p Sevenum),
cf. WNT XII-1 kol. 2161 s.v. "pladeren (II) - plaaieren - plaren"3. in voortdurende tobberij zijn
plaren (L266p Sevenum)
|
gemartel [SGV (1914)] || het getob om iets gedaan te krijgen [gevil, vilderij, plagerij, gesukkel] [N 85 (1981)]
III-1-4
|