e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
greppels graven grebben graven: grebǝ grāvǝ (Sevenum) Het maken van greppels is het eerste werk in de veenderij. Bij de aanleg ervan moet men er al rekening mee houden, hoe dik de turf gestoken moet worden. Doorgaans krijgen de greppels een breedte van 65 √† 70 cm. In diep veen krijgen ze uiteindelijk een diepte van 175 cm. [II, 18e] II-4
griep griep: griep (Sevenum) Griep. Hoe noemt men tegenwoordig een zware verkoudheid met koorts? [DC 30 (1958)] III-1-2
griesmeelpudding griesmeelpap: Syst. WBD  griesmaelpap (Sevenum), kindjespap: Syst. WBD  kiendjespap (Sevenum) Crème van griesmeel, griesmeelpudding (semoel?) [N 16 (1962)] III-2-3
griffel griffel: griffel (Sevenum, ... ) een stift van leisteen om daarmee op een lei te schrijven [griffel, griffie, grift, touche, cijferpen] [N 87 (1981)] III-3-1
grijns scheef gezicht trekken: scheif gezeech trekke (Sevenum) grijns [grijnst] [N 10 (1961)] III-1-4
grijpen door roofdieren snutten: WLD  snutte (Sevenum), snùtte (Sevenum) Hoe noemt u het vastgrijpen van ratten, muizen, etc. door roofdieren (klampen) [N 83 (1981)] III-4-2
grijpen naar grijpen: nao iets grīēpe (Sevenum) grijpen naar iets [naar iets raome] [N 10a (1961)] III-1-2
gril stuip: stuup (Sevenum) een plotseling opkomende onberedeneerde gedachte of wens [gril, loet, nuk, kuur, streek, kneep, stuip, bijze] [N 85 (1981)] III-1-4
grind grind: greŋt (Sevenum) Collectieve benaming voor de kleine keitjes die in grote menigte in diluviale gronden en op de bodem van de rivieren worden aangetroffen, kiezels. [S 11; L 1a-m; N 18, add.; monogr.] I-8
grindelketting grindelsketting: greŋdǝlskęteŋ (Sevenum) De in dit lemma verenigde termen zijn van toepassing op a) de dubbele ketting die bij de oude houten karploeg de ploegboom vanaf de beugel verbond met het wielenstel; b) de dubbele, soms enkele ketting die bij de voetploeg de verstelbare verbinding vormde tussen ploegkam en grindelstang; c) de meestal enkele verbindingsketting tussen de ploegboom en het wielenstel van de latere, al dan niet wentelbare ijzeren karploeg). Voor een ordening van deze kettingnamen naar het soort van ketting, de bevestiging ervan en/of het ploegtype dat ermee was uitgerust, was het materiaal niet volledig noch duidelijk genoeg. De enkelvoudsvormen hebben nu eens op een enkele ketting betrekking, dan weer op een dubbele ketting die als een geheel wordt gezien, terwijl met de meervoudsvormen zowel een dubbele als een V-vormig aangebrachte enkele ketting bedoeld kan zijn. Voor de betekenis van het samenstellingsdeel grindel zij in het algemeen verwezen naar het lemma ploegboom. Een enkele keer echter lijkt dit woorddeel inhoudelijk meer overeen te komen met het hieronder vermelde simplex grindel, dat ook in de lemmata grindelstang en ploegkam voorkomt en dat waarschijnlijk op te vatten is als het door ketting en/of stang en/of kam met toebehoren gevormde geheel, dat de trekkracht onder de ploegboom door overbrengt op de achterploeg. Voor de samenstellingsdelen halter, beugel en zadel(pond) zie men het vorige lemma. [N 11, 31.II.n + 31.IV.c; N 11A, 97k + 98c; monogr.] I-1