32446 |
halfhoge klomp |
lagermans:
lāgǝrmans (L266p Sevenum)
|
Klomp met een kap die iets lager en korter is dan die van de hoge klomp. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. [N 97, 142]
II-12
|
18353 |
halfhoge knoopschoen? |
laarsje:
laarsjes (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
damesschoenen, halfhoge ~ met knopen opzij [leerskes] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18651 |
halfhoge pet met opstaand bovenstuk |
lage zijden:
liege zieje (L266p Sevenum)
|
pet met opstaand cylindervormig bovenstuk: het halfhoge model {afb} [lage zeje] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
23342 |
halfvasten(zondag) |
halfvasten:
halfvaoste (L266p Sevenum)
|
De vierde zondag van de vasten [haufvaste, halfvaste, körfkeszoondig]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
32442 |
halfwerk |
halve:
halǝvǝ (L266p Sevenum)
|
Klomp met een binnenmaat van 16 tot 20.5 centimeter. [N 97, 139]
II-12
|
32400 |
halfwerkboor |
halfwerkboor:
halǝfwęrǝk˱bōr (L266p Sevenum)
|
Avegaar die gebruikt wordt als schrooiboor voor klompen met een binnenmaat van ongeveer 16 tot 20.5 cm. De halfwerkboor is een vrij kleine boor; hij wordt ook gebruikt om klompen van een grotere maat dan halfwerk na te boren voordat men deze gaat schrooien. Zie ook het lemma ɛhalfwerkɛ.' [N 97, 84]
II-12
|
32987 |
halm, stengel van de graanplant |
halm:
hǫlǝm (L266p Sevenum)
|
De graanhalm is de meestal ronde en gelede stengel van de te velde staande graanplant. Hier het algemene woord, dat veelal ook de benaming voor de gehele graanplant is. Een aantal termen (bv. spier, spit, ...) wordt niet alleen gebruikt voor de stengel van de te velde staande graanplanten, maar ook -en blijkens een niet gering aantal aar-opgaven wellicht nog meer- voor de geoogste en gedorste graanstengels, de strohalm; zie de toelichting bij het volgende lemma ''strohalm'' (1.3.2). Veelal zijn ze ook toepasselijk op de grasspriet (zie het lemma ''grasspriet'' (1.5) in aflevering I.3), enkele zelfs op de graankorrel (zie het lemma ''graankorrel'' (2.6) in deze aflevering). Voor een aantal plaatsen werd het tweelettergrepige ''spieren'' als enkelvoud opgegeven. Zie afbeelding 2, a. [N P, 4b; JG 1a, 1b; L 1, a-m; S 12; Wi 13; monogr.]
I-4
|
17627 |
hals |
hals:
hals (L266p Sevenum),
hels (L266p Sevenum)
|
hals [SGV (1914)] || halzen [SGV (1914)]
III-1-1
|
18255 |
halsketting |
ketting:
in goude ketting (L266p Sevenum)
|
gouden [een - ketting] [SGV (1914)]
III-1-3
|
30538 |
halsring |
buizenbeugel:
bȳzǝbø̄gǝl (L266p Sevenum),
buizenklem:
bȳzǝklɛm (L266p Sevenum)
|
De tegen de afvoerbuis gesoldeerde halve kralen of banden om de buis op de pijpbeugels te kunnen laten rusten. [N 64, 149a]
II-9
|