24988 |
heen en weer (bewegen) |
batteren:
battere (L266p Sevenum),
heen en terug:
(u van mug; e - hen - zie opmerking bij vraag 30).
heej lupt hen en truk (L266p Sevenum),
op en af:
hae löpt op en aaf (L266p Sevenum),
op en neer:
op en néér lōēpe (L266p Sevenum),
scholpen:
scholpe (L266p Sevenum),
schòlpe (L266p Sevenum)
|
heen en weer lopen [op en aaf lope] [N 07 (1961)] || sterk heen en weer bewegen, gezegd van bijv. water in een glas [zwalpen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17857 |
heen en weer draaien |
ronddraaien:
rònk dreije (L266p Sevenum)
|
Heen en weer draaien (drispelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
32712 |
heen en weer ploegen |
met omgaande voor bouwen:
met˱ ømgandǝ vō ̞r bǫu̯ǝ (L266p Sevenum)
|
Onder heen en weer ploegen wordt verstaan de manier van ploegen waarbij men aan één kant van de akker begint en dan de ene voor naast de andere ploegt tot men tenslotte de overzijde bereikt heeft. Het volgende jaar ploegt men andersom. De akker blijft steeds vlak; er ontstaan geen verhogingen of verlagingen. Heen en weer ploegen is alleen mogelijk met een wentelploeg of met een keerploeg, een ploeg waarvan men het kouter en het riester kan verstellen. Met beide soorten ploegen kan men dus langs de laatstgeploegde voor terug ploegen. [N 11A, 117a; monogr.]
I-1
|
21285 |
heer |
heer:
hi.ər (L266p Sevenum)
|
heer [RND]
III-3-1
|
21151 |
heerbaan |
grote weg:
groete waeg (L266p Sevenum),
groëte weeg (L266p Sevenum)
|
een grote, brede weg (dijk, heerbaan, heerstraat) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18015 |
hees, schor |
hees:
heis (L266p Sevenum),
hēīs (L266p Sevenum)
|
hees [SGV (1914)] || schor, schor zijn [ruigsen, hees, gees zijn] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
24168 |
heggenmus |
kolenpiepje:
koolepieke (?) (L266p Sevenum),
kôlepiepke (L266p Sevenum)
|
Hoe heet de heggemusch? [DC 06 (1938)]
III-4-1
|
26739 |
hei maaien |
hei houwen:
hē̜j hǫwǝ (L266p Sevenum)
|
Het heide maaien had in de vroege landbouweconomie van de zanddorpen van de Peel een belangrijke betekenis in verband met bemesting. Heizoden worden soms ook opgestookt. [I, 25]
II-4
|
19539 |
heibezem |
heibezem:
heibessem (L266p Sevenum)
|
bezem gemaakt van heitakjes (heiwasser, heibezem) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
26730 |
heidegrond of heide |
hei:
hē̜j (L266p Sevenum)
|
Van de heide worden plaggen of zoden gestoken die ook als brandstof gebruikt kunnen worden. [II, 123]
II-4
|