e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
het zielboek aflezen aflezen: aaflèze (Sevenum), de dodenlijst voorlezen: veurlaeze van de doeijeliest (Sevenum) Het zielenboek aflezen. [N 96B (1989)] III-3-3
het zielboek voldoen dodengeld: doeijegeld (Sevenum) Het zielenboek voldoen, de hiervoor verschuldigde bijdrage betalen. [N 96B (1989)] III-3-3
hete bliksem hete bliksem: Syst. WBD  heite bliksem (Sevenum) Stamppot van appelen en aardappelen (appelprul, hemel en aarde, hete bleksem, onder en boven de tafel, hoog en laag?) [N 16 (1962)] III-2-3
heten heten: heiten (Sevenum), hijtten (Sevenum) heeten [SGV (1914)] || heten [DC 37 (1964)] III-2-2
heukeling hoopje: hø̜pkǝ (Sevenum) Het kleinste hoopje halfdroog hooi dat men ''s avonds maakt door het opwerken van de rijen, om ze ''s anderendaags weer uiteen te gooien. De kaarten 40, 42 en 44, respectievelijk "heukeling", "hoop" en "opper" hebben alle drie dezelfde opbouw, die weer in verband staat met de opbouw van de kaarten 39, 41 en 43: "op heukelingen zetten", "op hopen zetten" en "op oppers zetten". Voor deze zes kaarten zijn ook dezelfde symbolen voor gelijke opgaven gebruikt. [N 14, 104 en 103 add.; JG 1a, 1b, 2c; A 16, 3a; A 42, 20a, L 36, 1; L 38, 38a; monogr.] I-3
heukelingen spreiden breken: [breken] (Sevenum), uitbreken: ut˱brɛ̄kǝ (Sevenum), uitereengooien: utrēngōi̯n (Sevenum) Het uiteengooien van de kleinste soort hoopjes, zodat ze verder kunnen drogen. Het voorwerp van de overgankelijke werkwoorden is steeds: heukelingen. ø...ŋ wijst op identieke antwoorden als in het lemma ''zwaden spreiden''.' [N 14, 105; JG 1a, 1b; A 34, 1; monogr.] I-3
heulbank boorbank: bōrbaŋk (Sevenum), bōǝrbaŋk (Sevenum), heulbank: hø̄lbaŋk (Sevenum) Een houten stellage, meestal vervaardigd uit een boomstam, waar in het midden een verdieping is aangebracht waarin de te bewerken klompen met behulp van stukken hout kunnen worden vastgezet. De klompen wijzen daarbij met hun voorzijde schuin naar beneden. Zo kan de klompenmaker bij het uithollen van de binnenzijde van de klompen meer kracht kan zetten. Zie ook afb. 237. Aan de zijkant van de heulbank zijn vaak twee houten pennen aangebracht waarin de messen en boren die bij het heulen worden gebruikt, vastgezet kunnen worden wanneer ze gewet dienen te worden. Zie ook het lemma ɛwettoppenɛ.' [N 97, 14a; A 29, 2; A 29a, 5a; monogr.] II-12
heulbankhamer dophamer: dǫphāmǝr (Sevenum) Zware, houten hamer met korte steel die aan de heulbank wordt gebruikt om de zetklossen vast te slaan en om de dopbeitel bij het uitdoppen van de klompen aan te drijven. [N 97, 70; A 29a, 7a; Bakeman 8] II-12
heulder boorder: bōrdǝr (Sevenum) De persoon die de werkzaamheden aan de heulbank uitvoert, en dan met name het heulen, het uithollen van de klompen. [N 97, 64] II-12
heuldoppen boordoppen: bōrdǫpǝ (Sevenum) Het houtafval dat ontstaat bij de werkzaamheden aan de heulbank. [N 97, 27d] II-12