23595 |
kaarsenaansteker |
kaarsenaansteker:
kerse aanstaeker (L266p Sevenum)
|
De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23406 |
kaarsenbak |
kaarsenbak:
kersebak (L266p Sevenum),
kaarsenluchter:
kerseleugter (L266p Sevenum)
|
De houder, waarin brandende kaarsen gezet kunnen worden, meestal voor een heiligenbeeld [kaarsenbak?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23596 |
kaarsendover |
kaarsendomper:
kerse domper (L266p Sevenum)
|
De kaarsenaansteker en -dover: een lange stok voorzien van een hoorntje om kaarsen te doven, en een aangehechte wasdraad om kaarsen aan te steken [domper, doofhoedje, kaarsenhoorntje, kaarsenaansteker?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23598 |
kaarsenpit |
lemmet (<lat.):
laemet (L266p Sevenum),
pit:
pit (L266p Sevenum)
|
De katoenen draad in het midden van een kaars [pit, wiek, lemmet?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
22392 |
kaart met prentje |
prentje:
printje (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Een kaart met een prentje erop [beeld, pop, prentje]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22505 |
kaarten (ww.) |
kaarten:
ka.rtə (L266p Sevenum)
|
kaarten [RND]
III-3-2
|
22395 |
kaarten bijnemen |
afkrijgen:
aafkriege (L266p Sevenum),
bijnemen:
beejneeme (L266p Sevenum)
|
Kaarten bijnemen [rafelen, fretten]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
22386 |
kaarten voor geld |
kaarten:
kaarte (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Kaartspelen voor geld [tuisen]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
20802 |
kaas |
kaas:
kîes (L266p Sevenum)
|
kaas [RND]
III-2-3
|
24833 |
kaasjeskruid |
kaasje:
kièske (L266p Sevenum),
kiëske (L266p Sevenum),
kiǝskǝ (L266p Sevenum),
kaaskruidje:
kiëskruudje (L266p Sevenum),
kiǝskrytjǝ (L266p Sevenum)
|
kaasjeskruid, groot [DC 52 (1977)], [DC 52 (1977)] || Malva L. Een vrij algemeen voorkomende struikachtige plant met langgesteelde bladeren, bloemen in groepen van twee of meer in de bladoksels en vruchtjes in de vorm van een plat kaasje. Het grote kaasjeskruid (Malva sylvestris L.), dat veel in bermen voorkomt, wordt tot meer dan 1 meter hoog en heeft roze of lichtpaarse bloemen en een ruwbehaarde stengel. Het kleine kaasjeskruid (Malva neglecta Wallr.), dat 40 cm groot wordt, komt meestal liggend voor bij boerderijen en aan wegranden en heeft rozerode, soms ook witte bloemen. De bloei duurt van juni tot september. [A 52, 10a en 10b; monogr.]
I-5, III-4-3
|