22827 |
bal |
bal:
bal (L266p Sevenum)
|
Dat deel van de binnenzool van de klomp, dat boven de keep ligt. [N 97, 32]
II-12
|
20688 |
bal gehakt |
gehaktbal:
Syst. WBD
gehaktbaol (L266p Sevenum)
|
Bal gehakt (frikkedel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
21296 |
balans |
balans:
blans (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
balans [SGV (1914)]
III-3-1
|
18950 |
baldadig (persoon) |
wilde kapoen:
wild kepōēn (L266p Sevenum),
wilde kapōēn (L266p Sevenum)
|
wild en uitgelaten [schavurig, baldadig] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23866 |
baldakijn |
baldakijn:
baldakijn (L266p Sevenum),
hemel:
haelel (L266p Sevenum)
|
De rechthoekige troonhemel waaronder het H. Sacrament wordt rondgedragen in de processie [Hemel, balkon, draaghemel, himmel]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
18605 |
balein |
balein:
belien (L266p Sevenum),
staaf:
staef (L266p Sevenum)
|
balein uit het korset [N 25 (1964)]
III-1-3
|
25885 |
balk |
balk:
balǝk (L266p Sevenum
[(meervoud: bɛlǝk)]
),
kaphout:
kaphǫwt (L266p Sevenum)
|
In het algemeen bezaagd hout met een afmeting groter dan 15 x 20 cm. [N 50, 73p; L 40, 56 add.; monogr.]
II-12
|
33427 |
balken van de zolder boven de dorsvloer |
bermhouten:
bɛrǝmhǫu̯tǝ (L266p Sevenum)
|
De zware rondhouten die op de gebintbalken boven de dorsvloer rusten en die de zoldervloer vormen. Deze zolder is een schelf, die ofwel altijd aanwezig is, ofwel elk jaar tijdens het bergen van de oogst gevormd wordt en weer verwijderd als hij leeg is. De rondhouten worden gelegd van het ene gebint naar het andere of dwars op de lengterichting van de beuk die de dorsvloer inneemt. De enkelvoudsvormen betreffen ofwel één van de balken of zijn collectief voor al de balken samen. Zie ook de lemmata "onderste" en "bovenste balken van de schelf" (3.4.2 en 3.4.3). Zie ook afbeelding 14.c bij het lemma "dorsvloer" (3.2.1). [N 5A, 68b; N 4, 35 en 68; N 4A, 13a en 13b; monogr.]
I-6
|
20695 |
balkenbrij |
kruipuit:
karbōēt (L266p Sevenum),
oe lang
kurboet (L266p Sevenum),
Syst. WBD
kerbōēt (L266p Sevenum)
|
balkenbrij [Roukens 03 (1937)], [SGV (1914)] || Balkenbrij (bombaalie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19351 |
balorig |
rebels:
rebéls (L266p Sevenum)
|
niet naar raad willen luisteren [balorig, balsturig, netelig, kriemelig, balkjorig, koppig, kwaad] [N 85 (1981)]
III-1-4
|