e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
knoflook knoflook: knofloêk (Sevenum) Hoe noemt u: knoflook (allium sativum - fam. liliaceae) [N 71 (1975)] I-7
knokkelkuiltjes kuiltjes: kuulkes (Sevenum, ... ) De deukjes op de gewrichten tussen hand en vinger, die men ziet op de handjes van dikke babys, maar ook wel bij dikke kinderen en mensen? [DC 21 (1952)] || deukjes, De ~ op de gewrichten tussen de hand en vinger. [N 84 (1981)] III-1-1
knollen uittrekken plukken: pløkǝ (Sevenum) In oktober worden de bieten geoogst. Vroeger werden ze met een riek uitgestoken, later met een speciaal stuk gereedschap, zie het lemma Bietenrooier. Het bleef zwaar werk. Het object van het werkwoord is steeds "knollen" zoals in het lemma Knolvoer, Rapen (Coll.). Vergelijk ook het lemma Aardappels Rooien. [N Q, 11a; monogr.; add. uit Goossens 1963, kaart 17] I-5
knolraap, raap knollen: knǫlǝ (Sevenum), reuben: rø̄bǝ (Sevenum  [(ook algemeen "knol")]  ) Brassica rapa L. var. rapa. Knolraap is de gekweekte knol van de plant met de naam raapzaad, die een radijsachtige smaak heeft en doorgaans als veevoeder wordt geteeld, maar ook werd gegeten. Vergelijk ook de toelichting bij het lemma Koolraap (Bovengronds). De knollen zijn wit en hebben de grootte van een appel; het bovenste randje van de knol is vaak purperkleurig. Vaak worden ze in het stoppelveld gezaaid, na de graanoogst. De antwoorden zijn in het meervoud gegeven, behalve voor de verkleinvorm raapje dat aan het einde van het lemma is toegevoegd. [N 7, 16; N 12, 40; N 12A, 4b; JG 1b, 2c; L 6, 3a; L 41, 1; Wi 5; R 3, 31; monogr.; add uit N 12, 41 en Goossens 1963, kaart 20] I-5
knolselderij knolselderij: knolselderij (Sevenum) Hoe noemt u: knolselderij [N 71 (1975)] I-7
knolvoer, rapen (coll.) groen: grø̄n (Sevenum) Rapen in het algemeen, als groenvoer of als ingekuild voer voor het vee gebruikt; herfstknollen. [N 12A, 4a; JG 1b, 2c; monogr.; add. uit N 11A, 29f en 29g; N 12, 40, N Q, 11a] I-5
knoop knoop: knuǝp (Sevenum), knōp (Sevenum), ps. de e staat subscript geschreven en is omgespeld in: ë.  knoeëp (Sevenum), knuuëp (Sevenum) Cirkelvormige insnijding op de kap van een klomp. [N 97, 122] || knoop [SGV (1914)] || knoopen (mv.) [SGV (1914)] || Plat, rond schijfje of min of meer bolvormig voorwerpje van been, hout, metaal enz., dat aan kleding of andere gebruiksvoorwerpen wordt genaaid, hetzij als een middel om ze te doen sluiten of met een deel van hetzelfde of met een ander stuk te verbinden. [N 59, 135; N 62, 65a; Gi 1.IV, 48; Wi 5; S 18; MW; monogr.] II-12, II-7, III-1-3
knop waaruit twijg groeit oog: WLD  òèg (Sevenum, ... ) De knop waaruit scheuten of loten te voorschijn komen (loot, oog, knop). [N 82 (1981)] III-4-3
knopen draaien draaien: drɛjǝ (Sevenum) Met behulp van de knopendraaier op het klompoppervlak cirkelvormige insnijdingen of knopen aanbrengen (Van Bakel, pag. 118). Zie ook het volgende lemma. [N 97, 121] II-12
knopendraaier knopendraaier: knōpǝdrɛjǝr (Sevenum) Werktuig waarmee men knopen kan aanbrengen op het oppervlak van klompen. Het heeft een snijdend gedeelte dat bestaat uit een scherp metalen ringetje, waarmee de klompenmaker drukkend en draaiend ronde figuurtjes op de klomp snijdt. Zie ook afb. 253. [N 97, 120] II-12