e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kostschool kostschool: kos-schoël (Sevenum), kostschŏĕl (Sevenum), pensionaat (<fr.): pensjinaat (Sevenum) een school waar de leerlingen tevens voeding en huisvesting ontvangen [kostschool, pensionaat, interntaat] [N 90 (1982)] III-3-1
kotelet, ribstuk karbonade: kermenaaje (Sevenum), kernemaaj (Sevenum), Syst. WBD  karmenaaj (Sevenum), kotelet: kortelette (Sevenum) Carbonade (krep, kermenaoj?) [N 16 (1962)] || gebraden runderrib [DC 30 (1958)] || gebraden varkensrib (karbonade) [DC 30 (1958)] III-2-3
koud, mistig en somber weer duister (weer): dūūster waer (Sevenum), gemoekt: gemoekt (Sevenum), heiig: héüg (Sevenum), moekig: moekig (Sevenum, ... ), moeklucht: mōēkloog (Sevenum), zuur (weer): zōōr waer (Sevenum), zòòr waer (Sevenum) koud en mistig, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mist, gezegd van het weer [muur] [N 81 (1980)] || mistig weer [motlucht, moorweer, mokweer] [N 81 (1980)] || mistig, heiig [herig, domig, dompig] [N 22 (1963)] || mistige lucht [mok-, motlocht] [N 22 (1963)] III-4-4
koude mist zure moek: zoore mōēk (Sevenum) gure, koude mist [zoere mok] [N 22 (1963)] III-4-4
koude noordenwind, bijs de wind zit voor: de wink zit vĕùr (Sevenum) koude noorderwind [bies] [N 22 (1963)] III-4-4
koudvuur koudvuur: kawd veur (Sevenum), kout veur (Sevenum) Koudvuur: versterf van weefsel of lichaamsdelen door afsluiting van de bloedtoevoer; gangreen (vuur). [N 84 (1981)] III-1-2
kous met knoopjes slobkous: slupkouse (Sevenum, ... ) kousen met knoopjes die over de gewone kousen worden gedragen [slopkouse, sjlopehaoze, sjloebe] [N 24 (1964)] III-1-3
kous: algemeen hoos: hoas (Sevenum), hoos (Sevenum), hôs (Sevenum), n kousen]: haos (Sevenum), haoze (Sevenum) Hoe noemt men de kous (de lange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || kous [SGV (1914)] || kous, lange beenbekleding [haos, hous, sjtrump [N 24 (1964)] III-1-3
kousenband bindel: bengel (Sevenum, ... ), bingel (Sevenum, ... ), (è van père: kort).  bengel (Sevenum), kousenband: kousebank (Sevenum) kousenband [N 07 (1961)] || kousenband om het bovenbeen [bendel, binjel haozebendel, ongerbinjel, kousenbendel] [N 24 (1964)] III-1-3
kouter kouter: kǫu̯.tǝr (Sevenum) Het lange smalle mes dat (achter de voorschaar) aan de ploegboom is bevestigd en dat bij het ploegen de voor vertikaal afsnijdt. [N 11, 31.I.c; N 11A, 85b; JG 1a + 1b; A 26, 4a; L 1 a-m; L 28, 40; Lu 4, 4a; S 19; monogr.] I-1