20708 |
krentenbol |
krentenbroodje:
Syst. WBD
krintebrödje (L266p Sevenum)
|
Krentenbroodje, krentenbol (krintenbol, briosj, krennee, krennie?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20707 |
krentenbrood |
krentenweg:
krintewek (L266p Sevenum),
Syst. WBD
krintewèk (L266p Sevenum),
pruimpjesweg:
Syst. WBD
pruumkeswèk (L266p Sevenum)
|
Krentenbrood (krintemik, kramiek, beezenbrood, rezienemik, lippert, pruukesweg?) [N 16 (1962)] || wittebrood met alleen krenten [DC 053A (1978)]
III-2-3
|
18224 |
kreukel |
freutel:
freutel (L266p Sevenum),
frèùtel (L266p Sevenum),
gefreuteld (volt. deelw.):
gefrèùteld (L266p Sevenum)
|
ongewenste, valse vouw of plooi in een kledingstuk [kreukel, kneuker, freutel] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18223 |
kreukelen |
freutelen:
frèùtele (L266p Sevenum)
|
zich in ongewenste plooien zetten, gezegd van een kledingstuk [kreukelen, kreuk] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
18875 |
kreunen |
kermen:
kerme (L266p Sevenum),
kuimen:
kuume (L266p Sevenum)
|
een zacht klagend geluid maken [kreunen, kermen, krengen, steunen, kriepen, kruchen] [N 85 (1981)] || kreunen [SGV (1914)]
III-1-4
|
17994 |
kreunen van de pijn |
kermen:
kerme (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Kreunen van pijn (koorgaan, kermeneren, kermen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33910 |
kreupel zijn |
(een) kreupele:
krø̜̄pǝlǝ (L266p Sevenum),
(het is/staat) kreupel:
krø̜̄pǝl (L266p Sevenum)
|
[JG 1a; N 8, 62k en 94f]
I-9
|
24893 |
kreupelhout |
strabeke:
WLD
strabbèke (L266p Sevenum),
struikhout:
WLD
stròèkhout (L266p Sevenum)
|
Laag houtgewas met dooreengegroeide stammen en takken (onderhout). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24955 |
krib in de rivier |
krib:
krub (L266p Sevenum),
krùb (L266p Sevenum)
|
krib, dam van rijswerk, stenen en aarde om de bedding van een rivier te versmallen en zo de stroom te versterken, loodrecht of schuin op de oever aangebracht [bol] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
33831 |
kribbebijter |
kribbebijter:
krebǝbītǝr (L266p Sevenum)
|
Nerveus paard dat met de snijtanden in de kribbe of op een ander hard voorwerp bijt, de lucht hoorbaar naar binnen zuigt en kreunt. Dit leidt dikwijls tot indigestie. Een kribbebijter is te herkennen aan de sterke afslijting van de wrijfvlakken, vooral aan de voorrand der snijtanden. Een kribbebijter zuigt wel lucht op; het woord is echter geen synoniem van windzuiger (4.4.5). [JG 1a, 1b; A 48A, 41b; N 8, 62o en 84f; add. uit N 52]
I-9
|