20463 |
kuis, ingetogen |
degelijk:
⁄n degelik megje (L266p Sevenum),
zuiver:
zuuver (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
kuis, zuiver [N 96D (1989)] || kuis; rein van zeden; maagdelijk; ingetogen; zich onthoudend van zinnelijk genot [kuis, kies, zuiver] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23956 |
kuisheid |
zuiverheid:
zuuverheid (L266p Sevenum)
|
Kuisheid, zuiverheid. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
17773 |
kuit |
gritselenkuit:
WLD
gritsele koèt (L266p Sevenum),
kuit:
koēt (L266p Sevenum),
kōēte (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u de eierstokken met eieren of de afgezetten massa eieren van vrouwelijke vissen (kuit, kiet, schot, zaad, schodder, krellekeskuit) [N 83 (1981)] || kuit [SGV (1914)] || kuit (ve vis) [SGV (1914)]
III-1-1, III-4-2
|
18545 |
kuitbroek |
kuitboks:
köetboks (L266p Sevenum)
|
kuitbroek of kniebroek (vero) waarvan de pijpen juist onder de knieën werden dichtgebonden [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19015 |
kundig |
handig:
hendig (L266p Sevenum),
hèndig (L266p Sevenum)
|
een vaardigheid goed geleerd hebben [mannen, meester geraken] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
32624 |
kunstmest |
kunstmest:
køns[mest] (L266p Sevenum)
|
Onder kunstmest worden meststoffen verstaan, die - anders dan stalmest, compost, groenmest, gier e.d. - geen organische stoffen bevatten, maar kunstmatig, langs chemische weg bereid zijn. Van de opgesomde woordtypen lijken de meervoudsvormen de veelheid van kunstmestsoorten tot uitdrukking te brengen. Of en waar de woordtypen vette(n) en vreemde vette(n) als enkelvouds- dan wel als meervoudsvormen moeten worden opgevat, kon uit het materiaal niet worden opgemaakt. Met de typen gemengelde stoffen en alle mest ondereen wordt wellicht de zgn. mengmest of samengestelde kunstmest bedoeld, waarin zowel N (stikstof), als P (fosfor) en K (kali) voorkomen. Voorzover met een kunstmestterm uit deze opsomming een bepaalde soort kunstmest wordt (werd) aangeduid, is daarvan achter het nummer van de betreffende plaats melding gemaakt. Voor het (...)-gedeelte van de varianten hieronder zie men het lemma (stal)mest. [JG 1a + 1b + 1c; JG 2b - 4, 8; JG 2c; N 11, 23 + 24; N 11A, 61; N P, 9 + 10]
I-1
|
32627 |
kunstmest strooien |
(kunstmest) strooien/strouwen:
strǫu̯ǝ (L266p Sevenum),
(kunstmest) zaaien:
z˙ɛi̯ǝ (L266p Sevenum),
kalk strouwen:
[kalk] strǫu̯ǝ (L266p Sevenum)
|
Het strooien van kunstmest over het land gebeurt met de hand of met een machine. Voor beide zijn de benamingen meestal identiek. Slechts waar er voor het strooien met de hand en het machinaal strooien verschillende benamingen bestaan, wordt dit in het lemma aangegeven door "met de hand", resp. "machinaal" achter het plaatsnummer. [N 11, 24; N 11A, 63a + 64a + 65a; N P, 10a + b; JG 1b add.]
I-1
|
31113 |
kunstwerk |
fijn werk:
fiǝn wɛrk (L266p Sevenum)
|
Moeilijk en fijn schoenwerk, dat veel vakbekwaamheid en vaardigheid vereist. [N 60, 223a]
II-10
|
19632 |
kussensloop |
kussensloop:
køsəslūəp (L266p Sevenum),
kustijk:
keussteek (L266p Sevenum),
køͅstēk (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u de overtrek van een hoofdkussen? (kussensloop, kussensloof, kussenzak, fluwijn) [N 104 (2000)] || kussensloop [Roukens 14 (1937)], [SGV (1914)]
III-2-1
|
19314 |
kwaadspreekster |
zwegelvot:
zwaegel-vot (L266p Sevenum),
⁄n zwaegelvot (L266p Sevenum)
|
een vrouw die graag kwaad spreekt [kwadetong, vuiletong, kommeer, blameer, klapei] [N 85 (1981)]
III-1-4
|