18981 |
kwaadspreker |
kwaadspreker:
kwaodspraeker (L266p Sevenum),
zwegelvot:
⁄n zwaegelvot (L266p Sevenum)
|
iemand die altijd kwaad spreekt van anderen [insteker] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17983 |
kwaal |
kwaal:
kwaol (L266p Sevenum),
kwaòl (L266p Sevenum),
kwōāl (L266p Sevenum)
|
kwaal [DC 02 (1932)] || Kwaal: langdurige of telkens terugkerende ziekte (kwaal, klets, muik). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
24366 |
kwabaal en puitaal |
aalskwak:
hypercorr. h
halskwak (L266p Sevenum)
|
puitaal (kwabaal) [SGV (1914)]
III-4-2
|
24341 |
kwaken |
zingen:
WLD
zinge (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u een kwakend geluid maken, gezegd van kikkers (kwaken) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
18156 |
kwakzalver |
kwakzalver:
kwakzalver (L266p Sevenum),
kwàkzàlver (L266p Sevenum)
|
Kwakzalver: iemand die onbevoegd de geneeskunde beoefent en vaak nutteloze dingen, middelen tegen alle mogelijke ziektes verkoopt (charlatan, plak, polak, kwakkelaar, waterziender, pisdokter, kwakzalver). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
21693 |
kwanselen |
verkwanselen:
verkwansele (L266p Sevenum),
verkwànsele (L266p Sevenum)
|
voortdurend zijn goederen ruilen of verkopen [kwanselen] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25311 |
kwart el, maat van 17 cm |
vierdel:
vierel (L266p Sevenum),
vierrel (L266p Sevenum)
|
de maat die een lengte aangeeftt van 17 cm, 1/4 deel van een el [kwaart, vierndeel, ferrel, verrel] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24201 |
kwartel |
kwartel:
kwartel (L266p Sevenum)
|
kwartel [SGV (1914)]
III-4-1
|
25280 |
kwartier, maat van 25 liter |
vierdel:
vierel (L266p Sevenum),
vloeistof.
vierrel (L266p Sevenum)
|
de maat die een inhoud aangeeft van ± 25 liter [kwartier, viertel, vierendeel, kannetje] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21419 |
kwartje |
kwartje:
kwartje (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum)
|
kwartje, een ~ [N 21 (1963)] || kwartje: Hier heb je een kwartje voor een ijsje [DC 41 (1966)]
III-3-1
|