24733 |
lange dunne tak |
zweep:
WLD
zweep (L266p Sevenum),
zwèèp (L266p Sevenum)
|
Een lange dunne tak (geert) [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18368 |
lange grijze kous |
hoos:
haoze (L266p Sevenum)
|
kousen, lange grijze ~ die door slagers (beenhouwers) over de broekspijpen worden gedragen [beenhouwerskousen] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18367 |
lange kleurige herenkous |
hoos:
haoze (L266p Sevenum)
|
mannenkousen, lange kleurige ~ (vero) [hooze] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
17610 |
lange neus |
grote gevel:
enne grŏĕte gaevel (L266p Sevenum),
groëte geevel (L266p Sevenum)
|
neus, Een lange ~ (fokker, domphoren, vonk). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
18599 |
lange onderbroek? |
lange onderboks:
lange óngerboks (L266p Sevenum)
|
onderbroek, lange ~ [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24906 |
lange tijd |
hele wijle:
hiël wiël (L266p Sevenum),
⁄n hĭĕl wiel (L266p Sevenum)
|
een lange tijdsruimte [toer] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21977 |
langeafstandsvlucht |
midfond:
mid-vònt (L266p Sevenum)
|
lange afstandsvlucht (300 km of meer)? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33074 |
langgerekt hok |
hok:
hǫk (L266p Sevenum)
|
De langwerpige stuik waarin de schoven in een dubbele rij tegen elkaar aan staan; zonder menneke. Volgens Goossens 1963, krt. 36 komt deze "walenmandel" met name voor in West-Haspengouw, maar ook elders in Limburg is deze vorm bekend en heeft hij een eigen naam. [N 15, 57a; JG 1d, 2c; Goossens 1963, krt. 36; monogr.]
I-4
|
24418 |
langpootmug |
glazensnijder:
WLD
glaaze sniejer (L266p Sevenum),
hooiwagen:
WLD
hùù-wage (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u de grote mug met bijzonder lange, breekbare poten (langpootmug, horlogemaker, glazemaker, snijder) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
31721 |
langshout |
langshout:
lęŋshǫwt (L266p Sevenum)
|
Het vlak van een stuk hout dat de langsdoorsnede van de vezels vertoont. [N 50, 50b]
II-12
|