e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
linie-ijzer lijnijzer: linīzǝr (Sevenum) Bij de maatschappijvervening een minder gebruikt snij-ijzer. Het wordt hier voornamelijk gebruikt voor het afsnijden van putten of voor het over een grote afstand afbakenen van de veenderij. [II, 39] II-4
linkerkant van het paard bij de hand: bęi̯ dǝ haŋk(t) (Sevenum), bij de handse kant: bęi̯ de hansǝ kant (Sevenum) Kant waar de voerman het paard leidt. [N 8, 9 en 10] I-9
links, linkshandig bij de hand: links van het paard  bij de hank (Sevenum), linkshandig: linkshendig (Sevenum) Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Hij is ... [DC 50 (1975)] || Zijn u nog oude woorden voor "links"bekend? Zo ja, hoe werd dat woord uitgesproken? [DC 50 (1975)] III-1-2
linkshandig persoon linkspoot: linkspoot (Sevenum) Zegt men van iemand die bij voorkeur zijn linker hand gebruikt: Het is een ... [DC 50 (1975)] III-1-2
linnen, linnengoed lijnen: linǝ (Sevenum), līnǝ (Sevenum) Weefsel uit vlas- of hennepgaren vervaardigd. Lijnwaad. [N 62, 77; N 59, 201; N 62, 75f; L 1a-m; L 30, 30a; L 30, 30b; L B1, 95; MW; Wi 18 en 55; S 22; monogr.] II-7
lintwormen wormen: wörm (Sevenum) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: lintwormen? [N 93 (1983)] III-3-2
lip lip: lup (Sevenum), løp (Sevenum) lip [RND], [SGV (1914)] III-1-1
lis (alg.) lis: WBD  lès (Sevenum), WLD  lès (Sevenum) Gele lis (iris pseudacorus). Een 40 tot 120 cm grote plant met een zeer dikke, kruipende wortelstok; de bladeren zijn zwaardvormig; de bloemen hebben 6 gele bloemdekbladeren, de 3 buitenste groot, bruin gestreept, de 3 binnenste klein, rechtopstaand, 3 me [N 92 (1982)] III-4-3
lisdodde lis: WBD  lèsse (Sevenum), WLD  lèsse (Sevenum) Grote lisdodde (typha latifolia een 100 tot 250 cm hoge plant. De bladeren zijn tot 2 cm breed; de bloemen bevinden zich in cilindervormige aren, eenslachtig, de mannelijke bovenaan, vlak daaronder de vrouwelijke, de bloemdekbladeren ontbreken. Bloeitij [N 92 (1982)] III-4-3
lispelen (slissen) lispelen: Van Dale: lispelen, 1. de s en z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken; - 2. met onduidelijke, zwakke stem uiten, fluisteren.  leespele (Sevenum), lēēspele (Sevenum) de s en de z onduidelijk, met een eigenaardig zacht gesis uitspreken [lispelen, tispelen, strisselen] [N 87 (1981)] III-3-1