18885 |
begeren |
begeren:
begère (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum)
|
een groot verlangen naar iets, een sterke wens [geerte, geer] [N 85 (1981)] || sterk verlangend [hebbelijk, begeerlijk, begierig, begerig] [N 85 (1981)] || sterk wensen, verlangen koesteren naar [begeren, geren, lusten] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18997 |
begerig |
begerig:
begerrig (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
begeerig [SGV (1914)]
III-1-4
|
33077 |
beginnen te oogsten |
bijeenvaren:
bēi̯īnvārǝ (L266p Sevenum),
binnenvaren:
benǝnvārǝ (L266p Sevenum)
|
Hier zijn opgenomen de aparte werkwoordelijke uitdrukkingen voor het beginnen aan de oogst. Opgaven als "we gaan maaien" en identieke antwoorden als in het vorige lemma ''oogst'' (5.1.1) binnenhalen zijn weggelaten. Tenzij anders aangegeven moeten alle opgaven gelezen worden als: "we gaan ... ". Vergelijk ook het lemma ''oogst, werkzaamheden'' (4.1.2). [N 15, 9; monogr.]
I-4
|
32718 |
beginvoor aan de zijkant |
kantvoor:
ka.ŋt˲[voor] (L266p Sevenum),
scheivoor:
sxęi̯[voor] (L266p Sevenum)
|
Bedoeld wordt de eerste voor die men aan de zijkant van de akker ploegt, als men deze met een wentelploeg of een keerploeg gaat omwerken of als men hem gaat uiteenploegen met een enkele ploeg. In het laatste geval wordt er aan beide zijkanten een beginvoor geploegd. Deze beginvoor wordt opgeploegd uit de op of tegen de akkergrens gelegen eindvoor van het voorafgaande seizoen. De hieronder vermelde termen hebben meestal alleen in combinatie met een werkwoord voor ploegen de betekenis "beginvoor aan de zijkant". Men zie daarom ook het lemma De Eerste Voor Ploegen onder C. [N 11, 60; N 11A, 117b + 121c]
I-1
|
32753 |
beginvoor bij het spitten |
kantvoor:
kaŋk˲vǭ ̝r (L266p Sevenum)
|
Termen voor de eerste voor bij het spitten en woorden die in combinatie met een werkwoord de betekenis "beginvoor" hebben, vindt men ook in het voorgaande lemma. Voor deze benamingen zie men eveneens de lemmata betreffende de beginvoor of -voren bij het ploegen. [A 33, 18b]
I-1
|
32716 |
beginvoor, -voren |
aanslag:
ānslāx (L266p Sevenum),
eerste voor:
erstǝ [voor] (L266p Sevenum)
|
Naar gelang de ploegwijze en de soort van ploeg kan men de eerste voor of voren ofwel in het midden ofwel aan de zijkant(en) van de akker ploegen. In dit lemma zijn de termen verzameld die als benaming voor de beginvoren (of -voor) in het algemeen werden opgegeven of als zodanig konden worden uitgelegd. Dit laatste is het geval met het woordtype aanscheut, voorzover dat werd gegeven n.a.v. de vraag naar "rug, verhoogd middendeel" (JG 1a + 1b). Blijkens opgaven van dat type uit de beide andere bronnen beperkt deze term zich niet tot de beginvoren in het midden. Hij komt inhoudelijk overeen met aanslag, aanwerk, aantrek e.d. waarmee niet zozeer de eerste voor of voren als zodanig, als wel het ploegen daarvan, het aanvangswerk bedoeld wordt. Omgekeerd is het type rug, dat n.a.v. de vraag naar "de eerste voor die de boer ploegt" (N 11, 60), niet hier maar in het volgende lemma opgenomen. Het bij enkele plaatsen vermelde aantal voren heeft betrekking op de aanscheut die in het midden van de akker gemaakt is. Voor voor zie men het lemma ploegvoor. [JG 1a + 1b]
I-1
|
20430 |
begrafenis |
begrafenis:
begreffenis (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum,
L266p Sevenum)
|
begrafenis [SGV (1914)] || de gezamenlijke handelingen en plechtigheden waarmee een dode ter aarde besteld wordt [begrafenis, uitvaart, begankenis, zinking, leuves, geuves] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
20434 |
begrafenismaal |
begrafeniskoffie:
begreffeniskoffie (L266p Sevenum),
koffiemaaltijd:
vroeger: maaltijd, vleesloos, stokvis, rijstepap voor familie en naaste buren; thans een koffiemaaltijd en sigaar; na het eten 3 rozenkransen
koffiemaaltijd (L266p Sevenum)
|
het begrafenismaal [N 96D (1989)] || Is in uw omgeving het begrafenismaal bekend? Zoo ja, hoe noemt men het (groevenmaal, lijkmaal, grafmaal, uitigst, enz.)? [VC 03 (1937)]
III-2-2
|
20431 |
begraven |
begraven:
begraave (L266p Sevenum),
begrave (L266p Sevenum)
|
een dode begraven [graven, zinken, begraven] [N 87 (1981)]
III-2-2
|
18807 |
begrijpen |
begrijpen:
begriepe (L266p Sevenum),
begriëpe (L266p Sevenum),
begrip hebben:
begrip hèbbe (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
benul hebben:
benul hèbbe (L266p Sevenum)
|
een bewuste, duidelijke voorstelling [benul, belul, besef] [N 85 (1981)] || het vermogen om iets te begrijpen [begrip, begrijp] [N 85 (1981)] || met het verstand vatten, begrijpen [kennen, omvatten, begrijpen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|