e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
maaivoeten maaien: mei-je (Sevenum), méjje (Sevenum) maaibenen: Met de voeten buitenwaarts gaan (maaibenen, maaien). [N 84 (1981)] III-1-2
maaltijd in de voormiddag halfelfje: in de winter niet  hàlf èlfkə (Sevenum), voor-middagse koffie, de -: ong half tien  veur-midāāgse koffie (Sevenum) maaltijden; Hoe noemt U: Namen voor de verschillende maaltijden, afhankelijk van de tijd van de dag, eventueel van het jaar [N 80 (1980)] || namen en uren van de dagelijkse maaltijden: 10 uur 30 [ZND 18G (1935)] III-2-3
maanblind paard (het heeft een) maanoog: mǭnux (Sevenum), maanoogje: mǭnø̜xskǝ (Sevenum) Gezegd van een paard met een periodieke oogontsteking, gewoonlijk om de maand of na twee maanden. Het paard is dan lichtschuw en het hele oog vertoont ontstekingsverschijnselen: een sterke traanafscheiding en een roodachtige kleur van de bindhuid. De kwaal is gewoonlijk na twee à drie weken geweken, maar kan zich ook periodiek herhalen en tot blindheid leiden. De naam maanblindheid houdt verband met de vroegere mening, dat deze kwaal maandelijks, bij het op- en afgaan van de maan, terugkeerde. [A 48A, 38a; N 8, 62p en 90v] I-9
maandag na driekoningen maandag na driekoningen: Mandig nao Dreikônige (Sevenum), mondig nao Dreikônige (Sevenum) Maandag na Driekoningen [koppermaondjeg, verloore maondag]. [N 06 (1960)] III-3-2
maandag voor aswoensdag vastelavondsmaandag: Vastelaavesmandig (Sevenum), vastelaovesmandig (Sevenum, ... ), vastelauvesmandig (Sevenum), vastenavondmaandag: Vastenavondmaandag (Sevenum) De naam voor de maandag vóór aswoensdag. [N 88 (1982)] || naam voor de maandag voor Aswoensdag [VC 26 (1961)] III-3-2
maandstonde maandstonde: maandstonde (Sevenum), mandstond (Sevenum) Een maandelijkse mis voor een overledene [maandstond?]. [N 96B (1989)] III-3-3
maantje op de nagel maantje: mönke (Sevenum) maantje: Lichter gekleurd gedeelte onderaan de vingernagels (maantje). [N 84 (1981)] III-1-1
maat aan de turf geven afmeten: afmɛ̄tǝ (Sevenum), afschroden: āfsxrǭjǝ (Sevenum) Al wordt er door de boer/kleingebruiker niet precies op de maat van een turf gelet, toch probeert hij bij het steken een bepaalde maat aan te houden. [I, 56] II-4
maat houden bij het dorsen slaghouden: slāxhǭi̯ǝ (Sevenum) Wanneer men met meer dan één man dorst, moet men goed de maat houden; zie ook de algemene toelichting bij deze paragraaf. In dit lemma staan de benamingen voor dit houden van de juiste maat bijeen. De uitdrukking boekweit dorsen, of beter: boekweitkoek dorsen of - slaan (en heteroniemen, zie het lemma ''boekweit'', 1.2.10) betekent doorgaans: "ritmisch, op maat dorsen"; de term is een onomatopee. Soms ook betekent de uitdrukking dat alle dorsers tegelijk slaan ten teken dat het dorsen klaar is. In L 326 merkt de zegsman opdat deze uitdrukking "verkeerd dorsen" betekent. Trompen is wel de benaming voor het ritmisch luiden van de kerkklok; vergelijk ook het type luiden zelf. Voor de fonetische documentatie van het woord [dorsen], zie het lemma ''dorsen'' (6.1.1).' [N 14, 12 en 14b; JG 1a, 1b; monogr.] I-4
maat, algemeen maat: maat (Sevenum), māot (Sevenum) de eenheid waarmee lengten, inhouden etc. worden gemeten, in het algemeen [maat, pegel] [N 91 (1982)] III-4-4