33778 |
melkgebit |
veulentand(en):
vø̜̄lǝtaŋkt (L266p Sevenum)
|
Tot twee en een half à drie jaar hebben de paarden een melkgebit of veulenstanden. De twee middelste snijtanden komen door in de eerste levensweek van het veulen (soms zijn ze bij de geboorte al aanwezig), binnen een maand of zes weken gevolgd door de snijtanden ernaast. De twee laatste snijtanden volgen tussen de zes en negen maanden, waarna het melkgebit compleet is. De veulenstanden zijn wit van kleur in tegenstelling tot het wat gelige vast gebit en lopen naar de basis toe in een punt uit. [JG 1a, 1b; N 8, 18a]
I-9
|
34079 |
melkgebit van kalveren |
kalvertanden:
kalvǝrtaŋkt (L266p Sevenum)
|
[N 3A, 108a]
I-11
|
19514 |
melkkannetje |
melkpot:
melkpot (L266p Sevenum)
|
melkkannetje waaruit men aan tafel melk schenkt [N 20 (zj)]
III-2-1
|
34129 |
melkkoe |
melkkoe:
mɛlku (L266p Sevenum)
|
Koe die geschikt is voor melkproductie. [N 3A, 148]
I-11
|
34098 |
melkspiegel |
melkspiegel:
mɛlkspēgǝl (L266p Sevenum)
|
Plaats achter de uier waar de haren in de verkeerde richting liggen. [N 3A, 118d]
I-11
|
34227 |
melkstoeltje |
melkstoel:
melkstoel (L266p Sevenum),
mɛlǝkstōl (L266p Sevenum),
melkstoeltje:
mɛlkstølkǝ (L266p Sevenum)
|
Houten krukje met drie of vier poten waarop men zit bij het melken van de koeien. Zie afbeelding 10. [A 9, 13; A 42, 18a; JG 1d; monogr.]
I-11
|
17624 |
melktanden |
melktanden:
melktankd (L266p Sevenum)
|
melktanden [zuiktande, zeuktaant, mammetandjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33554 |
meloen |
meloen:
meloene (L266p Sevenum),
WLD
meloen (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Een meloen, de komkommerachtige oranjekleurige of groene, sappige, smakelijke vrucht (meloen, kanteloep). [N 82 (1981)] || Hoe noemt u: meloen [N 71 (1975)]
I-7
|
19137 |
menen |
menen:
meine (L266p Sevenum),
meining (L266p Sevenum)
|
van mening zijn [peinzen, menen] [N 85 (1981)]
III-3-1
|