24437 |
muis (mv.) |
muis (mv.):
muus (L266p Sevenum)
|
muizen (mv.) [SGV (1914)]
III-4-2
|
17663 |
muis van de hand |
muis:
mōēs (L266p Sevenum)
|
muis van de hand (het onderste, vlezige deel van de duim) [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20122 |
muizen |
muizen:
moeze (L266p Sevenum)
|
muizen (ww) [SGV (1914)]
III-2-1
|
21642 |
muntgeld |
kleingeld:
kleingeld (L266p Sevenum)
|
Inventarisatie uitdrukkingen voor: muntgeld, klinkend geld in het algemeen [geen bankbiljetten dus] [speeses?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34069 |
muntige koe |
guste:
gø̄stǝ (L266p Sevenum)
|
Koe die men een tijdlang vrij wil houden en daarom niet laat dekken als ze tochtig is. Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 28]
I-11
|
18632 |
muts met pompon |
muts:
muts (L266p Sevenum)
|
muts, wollen spits toelopende ~ met pluim of kwast [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18418 |
muts: algemeen |
kips:
WNT: kips (I), (vrouwen)hoed of (mans- of jongens)pet.
kips (L266p Sevenum),
muts:
mu.ts (L266p Sevenum),
muts (L266p Sevenum),
pats:
pats (L266p Sevenum)
|
muts, hoofddeksel zonder klep of stijve rand [klots, koetsj, pars] [N 25 (1964)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33627 |
mutsaard, houtmijt |
schansenhoop:
ps. letterlijk overgenomen, zoals invuller het genoteerd heeft. Opm. invuller noteert hier het woord "hoes" anders dan bij vraag 82a!
schansehōēp (L266p Sevenum)
|
houtmijt, stapel takkebossen [N 05A (1964)]
I-7
|
29388 |
mutsenmaakster |
mutsenmaakster:
møtsǝmākstǝr (L266p Sevenum)
|
Vrouw die vroeger vrouwenmutsen maakte. [N 61, 1a]
II-7
|
29389 |
mutsenplooister |
wasserse:
węsǝrsǝ (L266p Sevenum)
|
Vrouw die vroeger vrouwenmutsen waste en weer opmaakte. [N 61, 1b]
II-7
|