e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
nagras, tweede hooioogst nagras: nǭǝgrās (Sevenum), nahooi: nǫhȳǝi̯ (Sevenum), nasnit: nǭsnet (Sevenum) De opbrengst van de tweede maal dat er gehooid wordt, doorgaans eind augustus; zie de algemene toelichting bij deze paragraaf (''nagras''). [N 14, 128b, JG 1a, 1b en 2b; A 4, 26a; A GV, 2Gr.; L B2, 345; L 5, 8; L 14, 15; Gwn 7, 10; Wi 58; S 25; monogr.] I-3
natte sneeuw natte sneeuw: nate sniĕ (Sevenum), nāāte-snīē (Sevenum) verschillende soorten sneeuw [spuwsneeuw, watersneeuw] [N 81 (1980)] III-4-4
nauw, eng eng: èng (Sevenum, ... ) klein van in- of doorgang, niet wijd, met weinig ruimte [bekremmeld, eng, strang, nauw] [N 91 (1982)] III-4-4
nauwgezet; nauwgezet persoon kerkenwerk: kérkəwérrək (Sevenum), pront mens: ənə próntə mingəs (Sevenum), ənə próntə mins (Sevenum), secure, een -: sekuure (Sevenum), ènne secuure (Sevenum) Hij is op zijn punt - sekuur (a.gezegd v.e. persoon; b.v.e. werk) [RND] || met zorg en aandacht te werk gaand, niet slordig of oppervlakkig [consciëntieus, secuur, precies, weiger] [N 85 (1981)] III-1-4
navel navel: naavel (Sevenum), navel (Sevenum), návəl (Sevenum) navel [DC 02 (1932)] || Navel: het litteken van de navelstreng midden op de buik (nakker, nagel, navel). [N 84 (1981)] III-1-1
navelbandje navelbandje: navelbendje (Sevenum) navelbandje [nagelbendje] [N 25 (1964)] III-2-2
nazaat afstammeling: aafstàmmelinge (Sevenum) de gezamenlijke afstammelingen van een gemeenschappelijke stamvader, geslacht [natie, familie] [N 87 (1981)] III-2-2
neef neef: ee klinkt als Genève; neen  neef (Sevenum), neen  nèèf (Sevenum) neef; Bestaan er verschillende woorden voor de verschillende soorten van neven (kinderen van ooms en tantes, kinderen van broers en zusters, achterneven?) [DC 05 (1937)] III-2-2
neet, luizenei neet: neet (Sevenum) neet, luizenei [N 26 (1964)] III-4-2
negenoog negenoger: nege-ūūger (Sevenum), nègenŭŭger (Sevenum), negenoog: negenoeəg (Sevenum) negenoog, bloedzweer [SGV (1914)] || Negenoog: kwaadaardige steenpuist omgeven door andere steenpuisten die ineen vloeien (negenoog, negenoger, kwader). [N 84 (1981)] III-1-2