| 19052 |
nieuws |
nieuws:
niejs (L266p Sevenum),
ps. boven de ië staat nog een lengteteken; deze combinatieletter kan ik niet maken/omspellen!
niës (L266p Sevenum)
|
een bericht over iets dat nog onbekend was [nets, nieuws] [N 85 (1981)] || nieuws [SGV (1914)]
III-3-1
|
| 19010 |
nieuwsgierig |
nieuwsgierig:
niésgirrig (L266p Sevenum)
|
nieuwsgierig [SGV (1914)]
III-1-4
|
| 17724 |
nieuwsgierig kijken |
nieuwsgierigen:
niejsgérige (L266p Sevenum)
|
kijken: nieuwsgierig kijken [blieke, spitsmoele] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
| 19177 |
nieuwsgierigaard |
nieuwsgierige naas:
niësgerige nāās (L266p Sevenum),
nieuwsgierige neus:
nieschirrege naas (L266p Sevenum)
|
iemand die alles nieuwsgierig bekijkt [gaper] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
| 18020 |
niezen |
niesten:
niste (L266p Sevenum),
niezen:
neeze (L266p Sevenum)
|
niezen [niese, nieste] [N 10a (1961)] || niezen, proesten [SGV (1914)]
III-1-2
|
| 18122 |
nijdnagel |
pees:
pèès (L266p Sevenum),
vel van nagelring:
vel van nagelrink (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt men een los stukje vel aan de rand van de nagel van een vinger? (Nederl. nij(d)nagel, dwangnagel, stroopnagel). [DC 30 (1958)]
III-1-2
|
| 30857 |
nijptang |
leertang:
lę̄rtaŋ (L266p Sevenum),
nijptang:
niptaŋ (L266p Sevenum)
|
In het algemeen het werktuig om te knijpen en te trekken. Zie afb. 9. [N 60, 184a; N 60, 236]
II-10
|
| 21643 |
nikkelgeld |
nikkelen:
nikkele (L266p Sevenum)
|
nikkelen of witmetalen geldstukken [N 21 (1963)]
III-3-1
|
| 20504 |
nippen |
lippen:
lippe (L266p Sevenum),
mondjesmaat drinken:
mundjes màòt (L266p Sevenum),
proeven:
preuve (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt U: Met kleine beetjes drinken (pisen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
| 20401 |
noemen |
noemen:
met accent ú op de u
nūəmə (L266p Sevenum),
met lengtestreep Ø op de o
nöme (L266p Sevenum)
|
noemen, een naam geven [DC 03 (1934)]
III-2-2
|