27119 |
nummer |
nummer:
nomǝr (L266p Sevenum)
|
Nummer op het turfveldje ter herkenning. [II, add.]
II-4
|
18334 |
nylonkous |
nylon:
nylons (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
nylonkousen [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18938 |
obstakel |
ongerief:
ongeriëf (L266p Sevenum),
ongerĭĕf (L266p Sevenum)
|
iets dat het tot een einde brengen van een handeling in de weg staat [ongerief, mishand] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
24903 |
ochtend (vanmorgen |
de tijdsduur van het aanbreken van de dag tot 12 uur s middags [morgend, morgen, voornoen, ochtend]:
vùr medáag (L266p Sevenum),
⁄t veurmedags (L266p Sevenum)
|
s morgens) [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23936 |
octaaf |
octaaf (<fr.):
octaaf (L266p Sevenum)
|
Een octaaf, periode van 8 dagen ter viering van een groot kerkelijk feest. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24947 |
oever |
kant:
kangt (L266p Sevenum),
kankt (L266p Sevenum),
ps. boven de a staat nog een ? en een `; deze combinatieletter is niet te maken. Opm.: in feite staat er: kankt (van d\\ bék met boven de a een ? en een `.
kankt (L266p Sevenum)
|
oever [DC 02 (1932)] || oever, zoom van het land aan elk van de beide zijden van het water van een rivier, meer enz [kant, wal] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23408 |
offerblok |
offerblok:
offerblok (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
offerstok:
offerstok (L266p Sevenum)
|
Het metalen (vroeger houten) kastje, aangebracht bij de kerkuitgan(en) en/of bij een heiligenbeeld, waarin men geld kan deponeren [godsblik, offerstok, offerblok, offerbus, offerkist?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23409 |
offergeld |
offergeld:
offergeld (L266p Sevenum)
|
Het geld dat men in het offerblok stopt [offergeld?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
22138 |
officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben |
vergunning:
vergunning (L266p Sevenum)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: de officiële toestemming van de gemeente om een duivenhok te hebben? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
24900 |
ogenblikje, korte tijd, eventjes |
ogenblikje:
oeëgeblikske (L266p Sevenum),
ps. boven de Ô staat nog een `; deze combinatieletter is niet te maken.
oegənblĭkskə (L266p Sevenum),
wijltje:
wiëlke (L266p Sevenum),
è wielke (L266p Sevenum)
|
een korte tijdsruimte [poosje, end, scheut, stoot, rek, kortje, hortje, kutske, rande] [N 91 (1982)] || ogenblikje [DC 03 (1934)]
III-4-4
|