32574 |
ogenschijnlijk goed bemesten |
de kantjes deraf lopen:
dǝ kɛntjǝs ˲dǝrāf lūǝpǝ (L266p Sevenum),
god en zijn nabere de ogen uitsteken:
gǫt˱ ɛn zinǝ nǭbǝrǝ dǝ uǝgǝn ūtstē̜kǝ (L266p Sevenum)
|
Een akker bij gebrek aan mest of uit zuinigheid alleen aan de kanten of aan de zijde van de weg goed bemesten, om later het daar goed gedijende gewas de indruk te laten wekken, dat het stuk in zijn geheel goed bemest werd. [N 11A, 32]
I-1
|
33558 |
okkernoot |
noot:
nööt (L266p Sevenum),
nôtre
nôt (L266p Sevenum)
|
noot (vrucht) [SGV (1914)] || noten (mv.) [SGV (1914)]
I-7
|
23227 |
oksaal |
doksaal:
doksaol (L266p Sevenum),
oksaal:
oksaol (L266p Sevenum),
zangkoor:
zangkoer (L266p Sevenum)
|
Het oksaal, de galerij boven het kerkportaal, waar het orgel staat en het zangkoor zingt [oksaal oksaol, koor, zangerskoor, zangzolder?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
17636 |
oksel |
oksel:
oksel (L266p Sevenum)
|
oksel, oksels [oksel, okselschrooi, hoksel, hoks] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20547 |
olie |
zoete olie:
zeuten ōlie (L266p Sevenum),
zeuten-olie (L266p Sevenum)
|
olie; Hoe noemt U: De vette vloeistof die b.v. gebruikt wordt bij het aanmaken van sla of het braden van vlees (smout, olie) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20701 |
oliebol |
oliebol:
Syst. WBD
aolieböl (L266p Sevenum)
|
In raapolie gebakken ronde koek van meel, krenten en eieren (oliekoek?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
30614 |
olieverf |
olieverf:
oli[verf] (L266p Sevenum)
|
Verf waarvan het bindmiddel bestaat uit een drogende olie als lijnolie of papaverolie. Olieverf wordt bereid door verfstof met een tempermes op een wrijfsteen in de olie te wrijven of door olie en verfstof na menging te malen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel '-(verf)' het lemma 'Verf'. [S 26; N 67, 23b; monogr.; div.]
II-9
|
17916 |
omarmen |
omarmvollen:
um-ervèle (L266p Sevenum),
umérvele (L266p Sevenum)
|
omvatten, Met gestrekte armen ~ (vademen, omvademen, spannen, omarmen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
33745 |
omheinen |
afmaken:
āfmākǝ (L266p Sevenum)
|
Iets omgeven met een omheining, meest van toepassing op een weiland. [N 14, 63; L 32, 45; A 25, 9; Gwn 16, 11; Vld.; monogr.]
I-8
|
23479 |
omheining van het kerkhof |
kerkhofmuur:
kerkhofmoor (L266p Sevenum),
kerkmuur:
kerkmoor (L266p Sevenum)
|
De muur, de omheining van het kerkhof [toen, toun, tuun?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|