e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
onbeschaafd boers: bōōrs (Sevenum), lomp: lòmp (Sevenum, ... ) ruw, niet beschaafd [lomp, loer, boers, onbeschoft, nut] [N 87 (1981)] III-3-1
onbeschilderde klomp blanke klomp: blaŋkǝ klomp (Sevenum) Klomp zonder verflaag. Onbeschilderde klompen werden doorgaans op werkdagen gedragen. Zie ook het lemma ɛwerkklompɛ.' [N 97, 147] II-12
onbewolkt klaar: klaor (Sevenum), klāōr (Sevenum, ... ), klaar als de dag: kloar as ten daaeg (Sevenum) als [klaar ~ de dag] [SGV (1914)] || onverduisterd in licht, schijn of glans [helder, klaar, licht] [N 91 (1982)] || wolkenloos, zonder wolken, gezegd van de lucht [uitgekeerd, uitgeklaard, klaar] [N 81 (1980)] III-4-4
onbruikbaar maken, verbruien bederven: bederve (Sevenum, ... ) onbruikbaar maken, zijn waarde doen verliezen [verworden, verdraaien, begaaien, verbruien, bederven, verpeuteren, nonen, verballemonden] [N 91 (1982)] III-4-4
onbruikbare voorraad rommel: ròmmel (Sevenum, ... ) allerlei slechte en onbruikbare voorraad [breggel, plodder, bocht, bagage] [N 89 (1982)] III-3-1
onderdeur onderdeur: oŋǝrdø̄r (Sevenum) Het onderste deel van een gehalveerde poortvleugel is meer voor dagelijks gebruik, bedoeld om toegang te verlenen aan voetgangers en kleine voertuigen (karretjes) en om, in gesloten stand, aan vee de doorgang te beletten. In plaats van een onderdeur kan ook een kleine hekdeur van latten gebruikt worden. Zie ook afbeelding 18.e bij het lemma "poort" (4.1.1). [N 4A, 37c en 42d; monogr.] I-6
ondereinde van de stam boks: WLD  bòks (Sevenum, ... ) Het dikke uiteinde van de stam, onderaan (voet, kont, gat, kop). [N 82 (1981)] III-4-3
ondergoed onderkleren: óngerklier (Sevenum) ondergoed, onderkleren [t onderdinge] [N 25 (1964)] III-1-3
ondergrond ondergrond: oŋǝrgront (Sevenum) De ondergrond van het veen die bij verpachting in bezit blijft van de gemeente. [II, 121b] II-4
ondergronden, woelen ondergronden: oŋǝrgroŋdǝ (Sevenum) Met een aparte ploeg of met een aan de gewone ploeg bevestigde schaar, klauw of haak de zool, harde laag of bank onder (in) de voor breken of openrakelen. [N 11, 46; N27, 13b] I-1