20522 |
beschimmeld |
beschimmeld:
beschummeld (L266p Sevenum),
beschummelt brōēd (L266p Sevenum)
|
beschimmeld; Hoe noemt U: Met schimmel bedekt, gezegd van een brood [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20540 |
beschimmelen |
schimmelen:
schummel (L266p Sevenum),
schummele (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt U: Werken van het brood, zodat het schimmelt (spinnen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20629 |
beschuitpap |
beschuitenpap:
Syst. WBD
beschuutepap (L266p Sevenum),
luiwijverpap:
Syst. WBD
luiwieverpap (L266p Sevenum)
|
Melk met beschuiten (beschuitepap, luiwijvenpap, romme met bestelle?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33166 |
besjes aan de aardappelplant |
krallen:
kralǝ (L266p Sevenum)
|
De besachtige groene vruchten die zich uit de bloemen van de aardappelplant ontwikkelen. Vroeger, voordat men pootaardappelen selecteerde uit de eigen oogst, werd uit deze vruchtjes van de plant pootzaad gewonnen. Het lemma bevat alleen meervouden. Bij goesbollen wordt door de zegslieden opgegeven dat ...kinderen deze bollen aan een lange twijg (steken) en dan de bollen zo ver mogelijk weggooien of zwiepen; goezen is "zwiepen". Warnant (1949, 175) vermeldt dit spel ook voor Waals Haspengouw. Het regelmatige voorvoegsel aardappel- of patatte- is hier weggelaten; zie het lemma Aardappel. Zie voor de fonetische documentatie van de varianten voor aardappel, ook datzelfde lemma Aardappel. [N 12, 7; L 32, 14; monogr.; add. uit JG 1b]
I-5
|
25728 |
beslaan |
beslaan:
bǝslǭn (L266p Sevenum)
|
De stam vierkant hakken met behulp van de beslagbijl. [N 50, 18c; monogr.]
II-12
|
31705 |
beslagbijl |
beslagbijl:
bǝslāx˱bīǝl (L266p Sevenum)
|
Korte, brede bijl met een vouw, waarvan het huis niet in het midden van het vlak van de bijl ligt, maar enigszins zijdelings, zodat een van de twee zijden van het blad geheel plat is. Met de beslagbijl kan men zuiver in de lengterichting langs een boomstam slaan. Zie ook afb. 5. De beslagbijl wordt door verschillende houtbewerkende beroepen gebruikt. De houtzager gebruikt hem bijvoorbeeld om stammen vierkant te hakken en de wagenmaker om uit ruw hout bestaande onderdelen als spaken, rongen en naven hun eerste vorm te geven. [N 50, 18a; N 75, 114e; N G, 41; N G, 42a, add.; N 53, 89a, add.; monogr.]
II-12
|
19285 |
beslissen |
bijleggen:
beej lègge (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
iets waarover verschil van gevoel is voorgoed tot een einde brengen [scheiden, beslissen] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
23937 |
besloten tijd |
gesloten tijd:
gesloote tieëd (L266p Sevenum)
|
De periode waarin er zonder speciale toestemming niet kerkelijk getrouwd kon worden, namelijk in de Advent en in de Vasten (gesloten tijd, besloten tijd). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
21673 |
besteden |
besteden:
bestaeje (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
geld uitgeven voor een artikel [besteden, verteren] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
21532 |
besteken |
schenken:
schenke (L266p Sevenum),
schènke (L266p Sevenum)
|
kado geven [schenken, besteken] [N 89 (1982)]
III-3-1
|