23791 |
palmbosje |
palmtakjes:
palmtekske (L266p Sevenum)
|
Het palmbosje dat op Palmzondag gewijd wordt [palemwösj]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
22553 |
palmpaas |
palmhoutje:
palmhøͅltjə (L266p Sevenum)
|
De versierde en van allerlei lekkerneien voorziene stok waarmee men rondloopt op Palmzondag [palmpaas]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|
23790 |
palmprocessie |
palmprocessie (<lat.):
palmpersessie (L266p Sevenum)
|
De processie die op Palmzondag gehouden wordt, palmprocessie. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23789 |
palmtakje |
palmtakje:
palmtekske (L266p Sevenum)
|
Het palmtakje dat men achter het wijwaterbakje steekt om bij ziekte en onweer wijwater mee te sprenkelen [palemteks-je]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23788 |
palmtakjes plaatsen |
korenpalmen:
kaorepalme (L266p Sevenum)
|
Het gebruik om palmtakjes te plaatsen a. in huis, b. in de stallen en in de schuur, c. in de moestuin, d. op de akkers, e. op het graf van een dierbare overledene [korenpalmen, pejmke sjtèke]. Geef met a, b, c, d, e aan waar. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23786 |
palmwijding |
palmwijding:
palmwiejing (L266p Sevenum)
|
De palmwijding op Palmzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
23785 |
palmzondag |
palmzondag:
palmzondig (L266p Sevenum)
|
De zondag vóór Pasen, Palm-/Palmenzondag. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
31727 |
panlat |
daklat:
dāklat (L266p Sevenum),
panlat:
panlat (L266p Sevenum)
|
Lat met een formaat van ongeveer 2 x 3.5 cm (1 x 1.5 duim) die vooral bij dakbedekkingen wordt gebruikt om er de dakpannen op te leggen. Zie ook het lemma ɛpanlattenɛ in wld II.9, pag. 107.' [N 50, 73b; monogr.]
II-12
|
30223 |
panlatten |
pannenlatten:
panǝlatǝ (L266p Sevenum)
|
De horizontale latten waarop de dakpannen worden gelegd. De panlatten worden met hun breedste zijde op het dakbeschot of op de kepers gespijkerd. De onderste panlat dient groter in doorsnede te zijn. Er wordt daar dan ook meestal een dubbele panlat aangebracht of een panlat op zijn kant. Dit laatste werd in Q 121c 'een daklat hoogkant' ('eŋ dāxlats hūxkaŋk'), in L 385 en Q 15 een 'panlat op zijn hoge kant' (L 385: 'panlat ǫp ˲zǝnǝ hōgǝ kanjt'; Q 15: 'panlat ǫp ˲zǝn huǝgǝ k'njt') en in K 353 'een panlat op zijn kant' ('ǝn pánlát up ˲zønǝ kãnt') genoemd. Zie ook afb. 49p en 83a. [N F, 32a; N 54, 179; N 54, 180a; N 54, 180b; N 4A, 14b; monogr.]
II-9
|
20700 |
pannenkoek |
koek:
Syst. WBD
kook (L266p Sevenum)
|
Pannekoek, heel in het algemeen (struif, flenske, koekebak?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|