23283 |
parochie |
parochie:
perochie (L266p Sevenum)
|
Een parochie. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22028 |
pas kunnen vliegen |
uitvliegen:
die vluugt oët (L266p Sevenum)
|
Hoe zegt men van zon jong: het kan pas vliegen? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34479 |
pas uit het ei gekomen kipje |
kipje:
kipkǝ (L266p Sevenum),
kuikje:
kykskǝ (L266p Sevenum)
|
[N 19, 40b]
I-12
|
32377 |
pasbank |
pasplank:
pasplaŋk (L266p Sevenum)
|
Bankje, tafeltje of houten blok waarop de ene klomp van een paar in wording, model staat voor de andere. De linker- en de rechterklomp van een paar moeten elkaars spiegelbeeld zijn. [N 97, 12; A 29a, 3]
II-12
|
23231 |
pasen |
pasen:
passe (L266p Sevenum)
|
Pasen [Paoësje, Oeëster]. [N 96C (1989)]
III-3-3
|
21217 |
pasfoto |
foto:
foto (L266p Sevenum),
pasfoto:
pàsfoto (L266p Sevenum)
|
de foto zoals op paspoorten en dergelijke legitimatiepapieren moet worden aangebracht [tiptopje] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
34046 |
pasgeboren kalf |
muk:
mø̜k (L266p Sevenum)
|
[N 3A, 15 en 20; N C, 6; JG 1a, 1b; monogr.]
I-11
|
21202 |
paspoort |
pas:
pas (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
pàs (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
het bewijs van identiteit en toestemming om in het buitenland te mogen reizen [paspoort, pas] [N 90 (1982)] || het identiteitsbewijs door de regering aan een onderdaan verstrekt met het oog op een reis naar het buitenland [paspoort, pas] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18183 |
passen |
goed passen:
good passe (L266p Sevenum),
passen:
passe (L266p Sevenum),
pasǝ (L266p Sevenum)
|
Bij het maken van de ene klomp van een paar steeds nagaan of het correspondeert met de andere klomp op de pasbank. [N 97, 62] || nauwkeurig sluiten, goed staan, gezegd van kleding [passen] [N 86 (1981)]
II-12, III-1-3
|
23784 |
passiezondag |
passiezondag:
passie zondig (L266p Sevenum)
|
De vijfde zondag van de vasten, de voorlaatste zondag vóór Pasen. [N 96C (1989)]
III-3-3
|