e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
poel poel: pōl (Sevenum) Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.] I-8
poesjenellenkelder poesjenellenkelder: poesjenellekelder (Sevenum) De ruimte waar marionettenvoorstellingen gegeven worden [poesjenellekelder, poesje]. [N 90 (1982)] III-3-2
pofbroek pofboks: pofboks (Sevenum) plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)] III-1-3
poffen op de pof kopen: [kopen / gelden op basis van lemma kopen, rk]  op de pof (Sevenum) afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)] III-3-1
pofmouw pofmouwtje: pofmoewkes (Sevenum) pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)] III-1-3
pokdalig gepokkeld: [vgl. lm. pokdalig]  gepukkeld (Sevenum, ... ), verpokkeld: verpukkeld (Sevenum), verpùkkelt (Sevenum) pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)] || puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)] III-1-2
poken rakelen: rø͂ͅəkələ (Sevenum) poken [SGV (1914)] III-2-1
pokken pokken: pokke (Sevenum) Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: pokken, gezwellen op de huid, vooral de kop? [N 93 (1983)] III-3-2
pokken en difterie difterie: difterie (Sevenum) Pokken en difterie, variola avium en diphteria avium, zijn twee namen voor dezelfde pluimveeziekte, veroorzaakt door een virus. Het is een ziekte van de huid: oogleden, kam en lellen, en van de slijmvliezen: keelholte en strottenhoofd. Uitwendig ziet men wratachtige zweren en inwendig gele, eveneens wratachtige etterpunten. [N 19, 64] I-12
polijsthamer klophamer: klǫphāmǝr (Sevenum) Hamer met bolvormige en platte kop die bij het koperslaan wordt gebruikt voor het gladmaken van het bewerkte koper. Volgens Kuyper (pag. 365) wordt ook vertind blik vóór het richten met de polijsthamer bewerkt, ten einde het vertinsel blank en glanzend te maken. Zie ook het lemma "afkloppen" en afb. 151. [N 64, 39e; N 66, 6e; N 66, 30; monogr.] II-11