33707 |
poel |
poel:
pōl (L266p Sevenum)
|
Klein ondiep, stilstaand water, veelal als troebel of smerig gedacht. Een poel heeft dan ook meestal een meer ongunstige betekenis dan een vijver. [N 27, 24; S 28; A 20, 1; A 2, 48; monogr.]
I-8
|
22661 |
poesjenellenkelder |
poesjenellenkelder:
poesjenellekelder (L266p Sevenum)
|
De ruimte waar marionettenvoorstellingen gegeven worden [poesjenellekelder, poesje]. [N 90 (1982)]
III-3-2
|
18544 |
pofbroek |
pofboks:
pofboks (L266p Sevenum)
|
plusfour, een soort pofbroek [N 23 (1964)]
III-1-3
|
21078 |
poffen |
op de pof kopen:
[kopen / gelden op basis van lemma kopen, rk]
op de pof (L266p Sevenum)
|
afbetaling, Op ~, op de pof kopen [poffen?] [N 21 (1963)]
III-3-1
|
18420 |
pofmouw |
pofmouwtje:
pofmoewkes (L266p Sevenum)
|
pofmouw van jurk of blouse [N 23 (1964)]
III-1-3
|
18052 |
pokdalig |
gepokkeld:
[vgl. lm. pokdalig]
gepukkeld (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
verpokkeld:
verpukkeld (L266p Sevenum),
verpùkkelt (L266p Sevenum)
|
pokken: Door pokken geschonden, gezegd van de huid (mottig). [N 84 (1981)] || puistjes [bultjes, botsels, brobbels] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19418 |
poken |
rakelen:
rø͂ͅəkələ (L266p Sevenum)
|
poken [SGV (1914)]
III-2-1
|
22048 |
pokken |
pokken:
pokke (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt U in Uw dialect de volgende ziekten: pokken, gezwellen op de huid, vooral de kop? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
34511 |
pokken en difterie |
difterie:
difterie (L266p Sevenum)
|
Pokken en difterie, variola avium en diphteria avium, zijn twee namen voor dezelfde pluimveeziekte, veroorzaakt door een virus. Het is een ziekte van de huid: oogleden, kam en lellen, en van de slijmvliezen: keelholte en strottenhoofd. Uitwendig ziet men wratachtige zweren en inwendig gele, eveneens wratachtige etterpunten. [N 19, 64]
I-12
|
31455 |
polijsthamer |
klophamer:
klǫphāmǝr (L266p Sevenum)
|
Hamer met bolvormige en platte kop die bij het koperslaan wordt gebruikt voor het gladmaken van het bewerkte koper. Volgens Kuyper (pag. 365) wordt ook vertind blik vóór het richten met de polijsthamer bewerkt, ten einde het vertinsel blank en glanzend te maken. Zie ook het lemma "afkloppen" en afb. 151. [N 64, 39e; N 66, 6e; N 66, 30; monogr.]
II-11
|