24040 |
priester gewijd worden |
priester gewijd worden:
priester gewieëd waere (L266p Sevenum)
|
Priester gewijd worden. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
24044 |
priesterfeest |
priesterfeest:
priesterfist (L266p Sevenum)
|
Een priesterfeest. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
23414 |
priesterkoor |
koor:
koeer (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
priesterkoor:
priesterkoeer (L266p Sevenum)
|
Het achter de communiebanken gelegen, verhoogde voorste deel van de kerk, waar het hoofdaltaar en de koorbanken zich bevinden [koor, koeër, hoogkoor, priesterkoor?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
23307 |
priestersteek met ronde luifel |
steek:
staek (L266p Sevenum)
|
priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)]
III-3-3
|
24041 |
priesterwijding |
priesterwijding:
priesterwiejing (L266p Sevenum)
|
De Priesterwijding. [N 96D (1989)]
III-3-3
|
22168 |
prijsduif, duif die in de prijzen vliegt |
prijsduif:
priës-doëf (L266p Sevenum)
|
een duif die in de eerste prijzen valt? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
pri.zə (L266p Sevenum)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
puntdraad:
pøndrǭt (L266p Sevenum),
pøntdrǭt (L266p Sevenum)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
26991 |
prikken van de turf op de kruiwagen |
karzetten:
karzetǝ (L266p Sevenum)
|
Bij het graven op het hoge wordt soms de turf door iemand die op het hoge staat aan een riek geprikt en op een kruiwagen gelegd. [II, 60a]
II-4
|
22356 |
priktol |
ijsdop:
iesdop (L266p Sevenum),
priktol:
priktol (L266p Sevenum),
tol:
tol (L266p Sevenum),
ps. de e staat subscript geschreven en is omgespeld in: ë.
toël (L266p Sevenum)
|
Een priktol [tol met een ijzeren punt die geworpen wordt] bovenhands uitwerpen, om er een andere mee te treffen [kampen, kappen, klodderen]. [N 88 (1982)] || Gewone tol. [BN 03] || tol (speeltuig) [SGV (1914)]
III-3-2
|