21299 |
bezoek |
bezoek:
bezeuk (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
gasten (mv.):
gaest (L266p Sevenum),
visite (fr.):
vèziët (L266p Sevenum)
|
bezoek [SGV (1914)] || de personen die op bezoek komen [bezoek, visite, volk] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
21509 |
bezoeken |
opzoeken:
opzeuke (L266p Sevenum)
|
een zieke bezoeken [randen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18827 |
bezorgd |
ongerust:
ongerùs ziën (L266p Sevenum),
òngerùst zièn (L266p Sevenum)
|
ongerust zijn, vol kommer en zorg zijn (d) [betusseld, betimperd, zorg hebben] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
18009 |
bezwijming |
flauwte:
flauwte (L266p Sevenum)
|
Bezwijming: flauwte, onmacht (kwalijkte, kwalijkvaart, zwijm, zwijmel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17996 |
bibberen |
bibbelen:
bibbele (L266p Sevenum),
bibberen:
bibbere (L266p Sevenum),
razelen:
razele (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)] || bibberen, bibberen [SGV (1914)]
III-1-2
|
23668 |
biddag |
bededag:
baejdaag (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
Een dag van aanbidding van het Allerheiligste in de loop van het jaar, per parochie verschillend [biddag, bèèjdaag?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23200 |
bidden |
beden:
baeje (L266p Sevenum),
bêje (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
zich beden:
zich baeje (L266p Sevenum)
|
bidden [SGV (1914)] || Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23702 |
bidden uit dankbaarheid |
danken:
danke (L266p Sevenum)
|
Bidden uit dankbaarheid [danke?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23940 |
bidden voor de witspijs |
bidspijs:
bidspies (L266p Sevenum),
wetspijs:
wetspies (L266p Sevenum)
|
In de vasten dagelijks enkele weesgegroeten bidden, als men zuivelprodukten (melk, boter, kaas) en eieren gegeten had, wat door de vastenwet verboden was ("bidden voor de wetspijs"). [N 96D (1989)]
III-3-3
|
20450 |
bidprentje |
doodsprentje:
dôdsprintje (L266p Sevenum)
|
een bidprentje, doodsprentje, gedachtenisprentje, tijdens de uitvaartdient uitgereikt, "beeldje"[doeëdetsiddel] [N 96D (1989)]
III-2-2
|