e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
rij mesthoopjes tijl: tīl (Sevenum), tijl hoopjes: tīl hø̜pkǝs (Sevenum) Meestal wordt de mest op het land in hoopjes van de kar afgetrokken. Deze hoopjes vormen samen een aantal evenwijdige rijen. Van de benamingen voor een rij mesthoopjes zijn er enkele mogelijk (ook) van toepassing op een ononderbroken streep mest, zoals bedoeld met de termen aan het einde van het lemma. Voor het [... [N 11, 19; N 11A, 20c; N M, 11 add.; A 9, 31 add.; monogr.] I-1
rij schoven in het veld jaan/gaan: gǭn (Sevenum) Rij gebonden maar nog niet in stuiken bijeengezette schoven in het veld. Vergelijk vooral de lemma''s ''graanzwad, rij gemaaide halmen'' (4.2.10) en ''rij hokken in het veld'' (4.6.20). [N 15, 24; monogr.; add. uit JG 1b; A 23, 16] I-4
rij, wiers gezwad: gǝzwāt (Sevenum), raaswal: (mv)  rāswęlǝ (Sevenum), wal: wāl (Sevenum) De langwerpige heuveltjes of stroken waarin het nog niet geheel droge hooi wordt bijeengeharkt voordat het op hopen wordt gebracht. [N 14, 101; JG 1b, 2c en Goossens 1963; A 10, 19; A 16, 2; L 38, 37; monogr.] I-3
rijbroek rijboks: riejboks (Sevenum) rijbroek met nauw om het onderbeen sluitende pijpen [N 23 (1964)] III-1-3
rijden varen: vaare (Sevenum), vare (Sevenum) zich voortbewegen in of op een voertuig (rijden, varen) [N 90 (1982)] III-3-1
rijen mesthoopjes markeren aftijlen: āftīǝlǝ (Sevenum) Voordat er mesthoopjes in evenwijdige rijen op een akker worden uitgereden, schrijdt de boer het perceel af, waarbij hij om de zoveel passen het begin van elke rij markeert met een bepaald teken (een stokje, een kuiltje in de grond, een hoopje aarde e.d.). De afstand tussen de rijen kan variëren van 3 tot 9 meter. Bepalend voor die afstand is de hoeveelheid mest die de bodem nodig heeft, ofwel de hoeveelheid mest die beschikbaar is. [N M, 11; N 11A, 22] I-1
rijentrekker vorentrekker: vǭrǝtrękǝr (Sevenum) De rijentrekker is een houten harkachtig gereedschap waarmee evenwijdige lijnen of sleuven getrokken worden, waarlangs gezaaid of gepoot wordt, zonder dat men telkens touwen hoeft te gebruiken. Door op de snijpunten te planten van de lengtelijnen en de dwarslijnen die men over de akker heeft getrokken, kan men de afstand tussen de planten gelijk houden. Sommige rijentrekkers hebben aan boven- én onderkant tanden. De afstanden tussen de tanden variëren, afhankelijk van de plantensoort die gekweekt wordt. Er zijn ook rijentrekkers met verstelbare tanden. De gebruikelijke afstand tussen de aardappelstruiken varieert van 40 tot 60 cm. [N 18, 96; monogr.; add. uit N 18, 43; N 11A, 83] I-5
rijgels gebogen els: gǝbōgǝ ɛls (Sevenum) De gebogen els, wat groter dan de spanels, die voor allerlei rijgwerk dient. Zie afb. 4. [N 60, 176b] II-10
rijglaars rijglaars: rielaars (Sevenum), rielaarzen (Sevenum) laars waarvan het beenstuk moet worden dichtgeregen [N 24 (1964)] III-1-3
rijk zijn er warm bij zitten: zit er werm bee (Sevenum), het goed hebben: ⁄t goot hebben (Sevenum), nergens geen mangel aan hebben: haat nergens ginne mangel aan (Sevenum), rijk zijn: rīēk zīēn (Sevenum) Inventarisatie uitdrukkingen voor: rijk zijn [rijk zijn, zwemmen in zijn geld, een groot fortuin hebben enz. enz.] [N 21 (1963)] III-3-1