27117 |
ritsen |
rits maken:
rets mākǝ (L266p Sevenum),
ritsen:
retsǝ (L266p Sevenum)
|
De klomp op de kap en rond de klompopening met een rits van versieringen voorzien. Zie ook het volgende lemma. [N 97, 117] || Een scheiding maken op de veengrond. [II, 123]
II-12, II-4
|
24647 |
robinia |
acacia:
akazia (L266p Sevenum),
WLD
akasia (L266p Sevenum),
akkasia (L266p Sevenum)
|
De acacia; heeft 10-35 cm. grote varenachtige bladeren samengesteld uit deelblaadjes van 3-5 cm lengte; in het begin van de zomerdraagt de boom hangende bloemtrossen; de takken wijzen soms naar boven (acacia, asdoorn). [N 82 (1981)] || Hoe noemt U: acacia [N 50 (1972)]
III-4-3
|
18058 |
rochelen |
rochelen:
rŏŏchele (L266p Sevenum),
ròchele (L266p Sevenum)
|
rochelen [SGV (1914)] || rochelen [klieke, kwalsteren, kwaaieren] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
23447 |
rochet |
rochet (fr.):
rochet (L266p Sevenum)
|
Het korte witte kleed over de misdienaarstoog [rochet, rökkele?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
33478 |
rode aalbes |
miemer:
míémer (L266p Sevenum),
WLD aalbes De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
miemer (L266p Sevenum),
steekberen:
De vrucht van een aalbessenstruik (bes, zembes, troskesbes, zeebes, bezing, aalbeer, miemer).
stékbàèr (L266p Sevenum)
|
aalbes [N 82 (1981)], [SGV (1914)]
I-7
|
33231 |
rode biet |
rode kroot:
rǫu̯i̯ krōǝt (L266p Sevenum)
|
Beta vulgaris L. var. rubra L. Deze bietensoort hoort eigenlijk onder de groenten uit de moestuin, en daardoor in de aflevering over de boerderij en het erf, maar is toch hier ondergebracht vanwege "lexicale nabijheid" met biet, kroot. De knollen met een doorsnee van 8-10 cm worden gekookt en warm of koud als salade gegeten. De knollen en het kookvocht hebben een felle donkerpaarse kleur. [A 4, 26d; A 13, 2a; A 49, 1b; L 20, 26d; monogr.]
I-5
|
20886 |
rode bieten |
rode kroten:
roej krōēte (L266p Sevenum)
|
rode bieten; Wanneer ze als groente voor het eten bestemd zijn en er wordt thuis gevraagd: "Wat eten we vandaag?"wat wordt er dan geantwoord? "We eten vandaag ............. [DC 49 (1974)]
III-2-3
|
24508 |
rode bosbes |
moelbeer:
WLD
moelbaer (L266p Sevenum),
WLD is de blauwe bosbes
moel-bàèr (L266p Sevenum)
|
De rode bosbes, vossebes (bospalm, naagdebes, kwachtbes, gourbes, kroos, kreus, rode bleek). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
24405 |
rode bosmier |
boszeiker:
bossijkers (L266p Sevenum),
kleine zeiksdempel:
kleine zeksdempel (L266p Sevenum),
rode zeikdempel:
roeie sijkdimpen (L266p Sevenum),
rode zeiksdempel:
roej zeksdempel (L266p Sevenum)
|
mier, grote donkere [DC 43 (1968)] || mier, kleine rode — [DC 43 (1968)]
III-4-2
|
33257 |
rode klaver |
rode klaver:
rōi̯ǝ [klaver] (L266p Sevenum)
|
Trifolium pratense L. Een 15 tot 50 cm hoge plant met paarsrode of roze bloemhoofdjes, die van juni tot de herfst bloeien. Rode klaver wordt vooral als veevoeder geteeld. Rode klaver gedijt, overigens evenals witte klaver, het best "onder dekvrucht", d.w.z. dat het tegelijk met een winterkoren wordt gezaaid en dan pas opkomt wanneer die dekvrucht in de herfst is geoogst. In het volgende seizoen wordt de klaver dan geweid of enkele malen gemaaid. Rode klaver is wat "kieskeuriger" dan witte klaver, stelt hogere eisen aan de grond, maar schiet goed recht op en laat zich gemakkelijker maaien. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.]
I-5
|