| 23721 |
rozenhoedje |
rozenkrans:
roezekrans (L266p Sevenum),
vijf tientjes:
vief tiendjes (L266p Sevenum)
|
Een Rozenhoedje (waarbij men 1 maal het bidsnoer langs gaat). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23716 |
rozenkrans |
noster:
noster (L266p Sevenum),
rozenkrans:
roeezekrans (L266p Sevenum),
roezekrans (L266p Sevenum)
|
De rozenkrans, het bidsnoer [bid-vr-ons?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23722 |
rozenkransgebed |
driedubbele rozenkrans:
dri-j dobbele roeezekrans (L266p Sevenum),
vijftien tiendjes:
viefteen tiendjes (L266p Sevenum)
|
Het Rozenkransgebed (hierbij gaat men 3 maal het bidsnoer langs) . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 23730 |
rozenkransmaand |
oktober:
oktoeber (L266p Sevenum),
rozenkransmaand:
roeezekransmond (L266p Sevenum)
|
De Rozenkransmaand (d.w.z. oktober). [N 96B (1989)]
III-3-3
|
| 20846 |
rozijn |
rozijn:
WLD
reziene (L266p Sevenum)
|
Een gedroogde druif (rozijn, serzijn). [N 82 (1981)]
III-2-3
|
| 20851 |
rozijnenbrood |
pruimpjesweg:
pruumkeswek (L266p Sevenum)
|
wittebrood met krenten, rozijnen (en eventueel sucade) [DC 053A (1978)]
III-2-3
|
| 29414 |
ruches |
fronseltjes:
frȳsǝlkǝs (L266p Sevenum)
|
Sierplooitjes in de voorkant van een sierkrans op de muts. [N 61, 24b]
II-7
|
| 29416 |
rucheskant aan de sierkrans |
plooikant:
plōjkaŋkt (L266p Sevenum)
|
De kant die voor de ruches van de sierkrans of toer wordt gebruikt. Volgens de informant van L 265 werd deze kant machinaal gemaakt. [N 61, 25b]
II-7
|
| 32882 |
rug van het blad van de zeis |
rug:
røk (L266p Sevenum)
|
De opstaande stevige rand aan de buitenzijde van het blad van de zeis. Zie afbeelding 5, nummer 5. [N 18, 68e; JG 1a, 1b]
I-3
|