e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
scheen van de asarm scheen: sxɛ̄n (Sevenum) Het met ijzer versterkte uiteinde van de houten as waarmee de as in de naafholte steunt. [N 17, 55; N G, 49b] I-13
scheepje voor de wierook scheepje: schipke (Sevenum, ... ) Het scheepje waarin de wierookkorrels worden bewaard [scheepke, schipke, schuitje, sjuutje?]. [N 96B (1989)] III-3-3
scheepskruier bijkruier: bęjkrø̜jǝr (Sevenum), opkruier: opkrø̜jǝr (Sevenum), scheepskruier: sxepskrø̜jǝr (Sevenum) Deze kruier kruit de turf het schip op. Aangezien de tussenkruier ook soms de turf het schip op kruit, is er een aantal opgaven dat op de tussenkruier slaat. Een tussenkruier wordt ingezet, als de afstand tussen het zetveld en het te laden schip groot is. [II, 75b] II-4
scheepsploeg ploeg: plōx (Sevenum) Ploeg van mensen die het schip vol laadt. [II, 93] II-4
scheermes scheermes: schaèrmes (Sevenum), schàèrmes (Sevenum) een mes waarmee men de baardharen afscheert [scheermes, schars, schors] [N 86 (1981)] III-1-3
scheerturf scheerturf: sxērtø̜rǝf (Sevenum) Turf in de lengte liggend van een stapel. De basis van een ring wordt gevormd door telkens één scheerturf tegenover twee kopturven. [II, 80f] II-4
schei scheien: sxęi̯ǝ (Sevenum) Elk van de houten balkjes die de berries verbinden en scheiden en zo de berries evenwijdig houden. Deze balkjes worden door openingen in de berries gestoken en door middel van spieën stevig vastgezet. Het aantal scheien van een kar is afhankelijk van de lengte van de berries. Een hoogkar heeft bijgevolg meer scheien dan een stortkar. [N 17, 24 + 40; N 8, 106; N G, 56e + 58a; JG 1a, JG 1b; monogr] I-13
schelden, schimpen schelden: schelde (Sevenum), schelden (Sevenum), schimpen: schimpe (Sevenum, ... ) op onwaardige wijze kritiek uitspreken [schimpen, spijkeren] [N 85 (1981)] || schelden [DC 47 (1972)], [SGV (1914)] III-1-4
schelm strekel: strāēkel (Sevenum), ⁄nne straekel (Sevenum) een persoon die allerlei streken uithaalt op een grappige manier en daarmee geen kwade bedoelingen heeft [kufer, rakker, rekel, schelm, dianter, loebas, brak] [N 85 (1981)] III-1-4
schemeren schemeren: Donker worden.  schaemere (Sevenum) schemeren; inventarisatie uitdrukkingen; betekenis/uitspraak [N 22 (1963)] III-4-4