21174 |
sluis |
sluis:
sloës (L266p Sevenum),
slŏĕs (L266p Sevenum)
|
de inrichting waardoor twee wateren naar believen gescheiden of met elkaar in verbinding gebracht kunnen worden (sluis, erk, sas) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21176 |
sluismeester |
sluiswachter:
sloës-wàgter (L266p Sevenum),
slŏĕswààchter (L266p Sevenum)
|
de persoon die belast is met het toezicht op en het gebruik van een sluis, vooral van schutsluizen (sasmeester, sluismeester, sasser, sassenier) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
18542 |
sluitklep |
klep:
klep (L266p Sevenum),
zolder:
[sic]
zölder (L266p Sevenum)
|
klep van een broek met sluitklep aan de voorkant [bokseslaag, presenteerblad] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
20168 |
sluitspeld |
toespeld:
toespelt (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
sluitspeld; speld waarvan de punt wordt vastgezet in een dopje of haakje zodat men zich daaraan niet kan bezeren, voor de luier [toespeld, knipspeld, bakelspeld] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
20491 |
slurpen |
slurpen:
slurpe (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
slūrpe (L266p Sevenum),
slùrpe (L266p Sevenum)
|
je moet niet zo slurpen [DC 35 (1963)] || slurpen; Hoe noemt U: Drank of vloeibaar voedsel hoorbaar opzuigen (slorpen, slurpen, slierpen, lerpen, lerwen, zabberen, slobberen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19364 |
sluwe persoon |
schlauberger (du.):
slòwberger (L266p Sevenum),
⁄nne slòmberger (L266p Sevenum)
|
een vindingrijk persoon maar in ongunstige zin [kuilotter] [N 85 (1981)]
III-1-4
|
17741 |
smaak |
smaak:
smaak (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
smaak: het spek heeft een ranzige smaak [N 10 (1961)] || smaak: mijn smaak is bedorven door die rotte appel [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20490 |
smakken |
smekken:
smékke (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
smakken; Hoe noemt U: Hoorbaar eten, een klappend geluid maken met de lippen of de tong bij het eten (smakken, smekken, smiksen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
19358 |
smalen |
smalen:
WNT: smelen, zie smalen.
smaele (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
smāēle (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
met geringschatting spreken, zich vernederend uitlaten [smalen, kabatsen] [N 85 (1981)]
III-1-4, III-3-1
|
22425 |
smalle afgesloten ruimte voor het boogschieten |
baan:
baan (L266p Sevenum),
schietbaan:
scheetbaan (L266p Sevenum)
|
De smalle ruimte met schotten voor het boogschieten [doel]. [N 88 (1982)]
III-3-2
|