e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

Gevonden: 6012
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
biljet van honderd gulden briefje van honderd: Opm. of: bankje van 100? Ook wel: bankje van 25?(ps. invuller twijfelt over dit antwoord!).  brifke van hongerd (Sevenum) 100 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van tien gulden tientje: tintje (Sevenum) 10 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van twintig gulden van twintig: van twintig (Sevenum) 20 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
biljet van vijfentwintig gulden briefje van vijfentwintig: brifke van vīēf en twintig (Sevenum) 25 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)] III-3-1
billen batsen: batsǝ (Sevenum) Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112] I-11
billijk redelijk: raedelik (Sevenum, ... ) redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)] III-3-1
binder binder: beŋǝr/beŋstǝr (Sevenum), lintje: lentjǝ (Sevenum) Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] || Een lint dat de muts op het hoofd hield en dat boven op het hoofd werd vastgestrikt. Ook kan men het onder de kin vastbinden. [N 61, 18a] I-4, II-7
binnenbeer binnenbeer: benǝbīr (Sevenum) Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.] I-12
binnendeksel van een duivenmand binnendeksel: binne-deksel (Sevenum) Hoe heet verder in Uw dialect: binnendeksel? [N 93 (1983)] III-3-2
binnendeur tussen stal en schuur schuurdeur: [schuur]dø̜̄r (Sevenum) De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c] I-6