21637 |
biljet van honderd gulden |
briefje van honderd:
Opm. of: bankje van 100? Ook wel: bankje van 25?(ps. invuller twijfelt over dit antwoord!).
brifke van hongerd (L266p Sevenum)
|
100 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21612 |
biljet van tien gulden |
tientje:
tintje (L266p Sevenum)
|
10 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21634 |
biljet van twintig gulden |
van twintig:
van twintig (L266p Sevenum)
|
20 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
21636 |
biljet van vijfentwintig gulden |
briefje van vijfentwintig:
brifke van vīēf en twintig (L266p Sevenum)
|
25 gulden, een biljet van ~ [N 21 (1963)]
III-3-1
|
34086 |
billen |
batsen:
batsǝ (L266p Sevenum)
|
Het achterwerk van de koe. [N 3A, 112]
I-11
|
21878 |
billijk |
redelijk:
raedelik (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum)
|
redelijk, gezegd van de prijs voor een artikel [schappelijk, billijk, civiel] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
29408 |
binder |
binder:
beŋǝr/beŋstǝr (L266p Sevenum),
lintje:
lentjǝ (L266p Sevenum)
|
Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] || Een lint dat de muts op het hoofd hield en dat boven op het hoofd werd vastgestrikt. Ook kan men het onder de kin vastbinden. [N 61, 18a]
I-4, II-7
|
34306 |
binnenbeer |
binnenbeer:
benǝbīr (L266p Sevenum)
|
Mannelijk varken dat door geslachtelijke afwijking niet als zodanig herkenbaar is. Men noemt een varken een binnenbeer, als het slecht gesneden is of als men het moeilijk kan castreren. Doorgaans is het een mannelijk varken waarbij de teelballen niet zijn ingedaald. [N 19, 10; JG 1a, 1b, 1d; L 37, 49e; monogr.; N 76, 10 add.]
I-12
|
22145 |
binnendeksel van een duivenmand |
binnendeksel:
binne-deksel (L266p Sevenum)
|
Hoe heet verder in Uw dialect: binnendeksel? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
33348 |
binnendeur tussen stal en schuur |
schuurdeur:
[schuur]dø̜̄r (L266p Sevenum)
|
De binnendeur tussen de stal en de schuur als die aan elkaar grenzen. De benamingen geven soms aan in welk deel van stal of schuur deze deur zich bevindt. Door deze deur wordt wel voer van de schuur naar de stal gebracht; ook kan men via deze deur binnenshuis tot in de schuur komen. Zie voor de fonetische documentatie van de tussen haakjes geplaatste woorddelen de lemmata "stal" (2.1.2) en "schuur" (3.1.1). [N 5A, 41c]
I-6
|