18196 |
sok |
sok:
ik loop altied oope zuik as ik thoes bin. Mien vrouw breit tur oop tied wer nie veut aan (L266p Sevenum),
ik loëp altied op de zök thoes. Mien vrouw zet ter altied niej veut aan (L266p Sevenum),
zok (L266p Sevenum),
zók (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
strump:
stromp (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt men de sok (de halflange beenbedekking van den mensch)? [DC 09 (1940)] || sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)] || Sokken. Ik loop altijd op mijn sokken als ik thuis ben. Mijn vrouw breit er telkens weer nieuwe voeten aan. [DC 39 (1965)]
III-1-3
|
18338 |
sokophouder |
sokkenhouder:
zókkenhaojer (L266p Sevenum),
zökkenhaojer (L266p Sevenum)
|
sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)]
III-1-3
|
21287 |
soldaat |
soldaat:
soldaot (L266p Sevenum, ...
L266p Sevenum),
səldot (L266p Sevenum)
|
soldaat [RND] || welke verschillende soldaten onderscheidt u [piot, zandhaas, kalkvreter] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21289 |
soldaten |
soldaten:
seldaote (L266p Sevenum),
soldaote (L266p Sevenum),
Of: t folk (oud).
səldo.ətə (L266p Sevenum)
|
algemene naam voor soldaten [volk, soldatenvolk, soldaterij] [N 90 (1982)] || soldaten [RND]
III-3-1
|
32576 |
soorten van dierlijke mest |
hennemest:
hęnǝ[mest] (L266p Sevenum),
koemest:
ku[mest] (L266p Sevenum),
paardsmest:
pɛrs[mest] (L266p Sevenum),
schaapsmest:
sxaps[mest] (L266p Sevenum),
sxǫps[mest] (L266p Sevenum),
varkensmest:
vɛr(ǝ)kǝs[mest] (L266p Sevenum)
|
De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd geïnformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f]
I-1
|
34118 |
soortige koe |
goedgeblokte:
gōtgǝblǫktǝ (L266p Sevenum)
|
Koe die harmonisch van bouw is. [N 3A, 140]
I-11
|
33224 |
sorteermachine |
patattenmolen:
pǝtatǝmø̄lǝ (L266p Sevenum)
|
Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32]
I-5
|
33222 |
sorteren met de hand |
omrapen:
ømrāpǝ (L266p Sevenum)
|
Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.]
I-5
|
33223 |
sorteren met de machine |
sorteren:
sǫrtērǝ (L266p Sevenum)
|
Zie de toelichtingen bij de lemmaɛs Sorteren Met De Hand en Sorteermachine. [N 12, 33]
I-5
|
34576 |
spaak |
speek:
spęi̯k (L266p Sevenum),
speken:
spęi̯kǝ (L266p Sevenum)
|
Elk van de houten staven die de verbinding vormen tussen de velg van het wiel en de naaf. Afhankelijk van de omtrek van het wiel zijn er tien tot zestien spaken. Er zijn twee soorten spaken: ronde en platte. Voor zover ze specifieke benamingen krijgen, worden ze behandeld onder A resp. B. [N 17, 61a-b + 62a-b; N 18, 99; N G, 44a; JG 1a; JG 1b; JG 2b; S 34; A 4, 20b; L 20, 20b; L 7, 13; monogr.]
I-13
|