| 24469 |
blad (alg.) |
blad:
blaad (L266p Sevenum)
|
blad [SGV (1914)]
III-4-3
|
| 33194 |
blad van de aanaardhandploeg |
schaard:
sxārt (L266p Sevenum)
|
Het werkende deel van de aanaardhandploeg. [N 18, 46a; monogr.]
I-5
|
| 26745 |
blad van de heizeis en heizicht |
zicht:
zēxt (L266p Sevenum)
|
Het blad van de heizicht is kleiner en vooral korter dan het blad van de heizeis. [I, 26e; N 18, 77a]
II-4
|
| 33043 |
blad van de zicht |
blad:
blāt (L266p Sevenum)
|
Het gebogen ijzeren deel van de zicht dat aan de onderkant van de steel bevestigd is. Met de scherpe, holle kant wordt het koren, graan, enzovoorts gemaaid. Vergelijk de algemene toelichting bij paragraaf 4.2 met name voor wat betreft de gelijkenis van het blad van de zicht met dat van de zeis, en ook de toelichting bij het lemma ''blad van de zeis'' (3.2.11) in aflevering I.3 en de daarbij horende kaart. Zoals bij de zeis vindt men ook hier, bij het "werkende deel" van het gereedschap, de benamingen van het gereedschap als geheel: zicht en pik. Zie afbeelding 5. Voor de fonetische documentatie van het woord [zicht] zie het lemma ''zicht'' (4.3.1). [N 18, 70c; JG 1a; monogr.]
I-4
|
| 32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blāt (L266p Sevenum),
blāǝt (L266p Sevenum),
blader:
blar (L266p Sevenum),
blāi̯ǝr (L266p Sevenum),
blār (L266p Sevenum)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
| 24718 |
bladerloze boom |
kale boom:
WLD
kaale bòèm (L266p Sevenum)
|
Een boom zonder bladeren (ijlboom). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
| 21835 |
bladzijde |
bladzijde:
bladzie (L266p Sevenum),
blàt-zie (L266p Sevenum)
|
ieder van de beide zijden van een blad in een boek, tijdschrift etc. [teun, pagina, bladzijde] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
| 19978 |
blaffen |
blaffen:
blaffe (L266p Sevenum),
kaffen:
kaffe (L266p Sevenum)
|
blaffen [SGV (1914)]
III-2-1
|
| 19458 |
blaker |
blaker:
blaoker (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u een kandelaar? (kandelaber) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
| 23820 |
blasiuszegen |
blasiuszegen:
blasiuszaegen (L266p Sevenum)
|
De Blasiuszegen waarbij de priester twee kaarsen kruiselings vasthoudt. [N 96C (1989)]
III-3-3
|