e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Sevenum

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stuiver stuiver: stūūver (Sevenum), stūver (Sevenum) stuiver [SGV (1914)] || stuiver, een ~ [5-centstuk] [stuiver, nikkel?]. Is er verschil in benaming tussen de oude nikkelen en de nieuwe bronzen stuiver? [N 21 (1963)] III-3-1
stuk blok: blok (Sevenum) Deel van een bol, groot genoeg om er één klomp uit te vervaardigen. Uit één stuk worden 4 √† 6 stukken gehaald, afhankelijk van de grootte van de klompen die gemaakt moeten worden. Zie ook afb. 232. De plaatsen waar de bol gespleten moet worden, worden met behulp van de vlakke hand afgemeten. Vgl. het lemma ɛspanɛ. In Horst (L 246) werden de bollen met behulp van een lintzaag in de kleinere stukken verdeeld.' [N 97, 49] II-12
stukken hei hei: hē̜j (Sevenum) Stukken hei die verpacht worden. [II, 118b] II-4
stukken losse moergrond stukken: støkǝ (Sevenum) [I, 63] II-4
stukken turf brokken: brokǝ (Sevenum) Brokken turf die toch gebruikt worden voor de stook. [I, 63] II-4
stuntelen plaren: plaore (Sevenum), plare (Sevenum) moeizaam met iets bezig zijn zonder veel te vorderen [haspelen, stuntelen, frotten] [N 85 (1981)] III-1-4
suikerbiet suikerbiet: sǫkǝrbīt (Sevenum  [(thans)]  ), suikerkroot: sǫkǝrkrūǝt (Sevenum  [(vroeger)]  ) Beta vulgaris L. subsp. vulgaris, var. altissima. De suikerbiet is een veredeling van de voederbiet met een groot aandeel suikers in de vaste bestanddelen en dateert van het begin van de twintigste eeuw. De knol groeit helemaal onder de grond en gedijt het best op kleigronden. Het is één van de belangrijkste cultuurgewassen op de leemhoudende gronden in Limburg en levert de grondstoffen voor de stroopfabricage en voor de suikerindustrie in Haspengouw. De volgorde van de varianten is zoals steeds eerst naar het tweede element (biet, kroot, enz.); daarbinnen naar de varianten van suiker-; naar het vocalisme zijn in dit eerst lid drie groepen te onderscheiden, die wijzen op verschillende ontleningslagen, corresponderend aan de Nederlandse (ø̜i̯) van ɛsuikerɛ, aan de Duitse (u) van ɛZuckerɛ en aan de Franse (y) van ɛsucreɛ. [N 12, 37; N 12A, 2; A 13, 2c; A 49, 3; L B2, 361; L 43, 4a; R 3, 97; monogr.; add. uit JG 1b] I-5
suikerklontje klontje: klùntje (Sevenum, ... ) klontje; Hoe noemt U: Een blokje suiker (klontje) [N 80 (1980)] III-2-3
suikeroom oompje: umke (Sevenum), suikeroom: sokkeruuəm (Sevenum), suikeroompje: sokkerŭmke (Sevenum) erfoom (suikeroom) [DC 05 (1937)] III-2-2
suikertante suikertant: sokkertant (Sevenum), suikertantje: sokkertäntje (Sevenum), tantje: tentje (Sevenum) erftante (suikertante) [DC 05 (1937)] III-2-2