19650 |
tamme kanarie |
pietje:
pietje (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt u de tamme kanarie? (kernollievogel, konijnevogel, pietje) [N 104 (2000)]
III-2-1
|
24799 |
tamme kastanje |
tamme kastanje:
taame kestanje (L266p Sevenum)
|
Hoe noemt U: de tamme kastanjeboom [N 50 (1972)]
III-4-3
|
17760 |
tand |
tand:
tāngt (L266p Sevenum)
|
tand [SGV (1914)]
III-1-1
|
17761 |
tanden |
tanden (mv.):
tangt (L266p Sevenum)
|
tanden [SGV (1914)]
III-1-1
|
32914 |
tanden van de hooihark |
tanden:
taŋ (L266p Sevenum)
|
De houten pennen die aan beide zijden uit de dwarsbalk van de hooihark steken; zie afbeelding 11, d. Alle opgaven zijn in het meervoud. [N 18, 92d]
I-3
|
32584 |
tanden van een riek |
rieketanden:
rēkǝt˙aŋt (L266p Sevenum),
tanden:
t˙aŋt (L266p Sevenum)
|
Van de opgesomde termen zijn de niet-samengestelde meestal ook toepasselijk op de tanden van de mesthaak en van de hooivork. Voor het aantal tanden dat een riek kan hebben, zie men het vorige lemma. [N 11A, 13b + 17b; div.; monogr.]
I-1
|
34374 |
tandjes knippen |
tandjes breken:
tɛntjǝs brē̜kǝ (L266p Sevenum),
tandjes knippen:
tɛntjǝs knepǝ (L266p Sevenum)
|
De tanden van de pasgeboren biggen afknippen. [N 76, 42]
I-12
|
18068 |
tandpijn |
tandpijn:
tankpien (L266p Sevenum)
|
kiespijn [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
17622 |
tandvlees |
tandvlees:
tankdvleis (L266p Sevenum)
|
tandvlees [bibbletjes, bibbertjes] [N 10 (1961)]
III-1-1
|
20357 |
tante |
meu:
neen
meuw (L266p Sevenum),
meun:
vroeger - ; neen; cf. WNT s.v. "meu". Zie moei; cf. Roukens s.v. "Tante und Muhne", p. 323-328 o.a. "meun (-m)
meun (L266p Sevenum),
tant:
neen
tant (L266p Sevenum),
tegenwoordig -
tant (L266p Sevenum)
|
tante; Bestaan er verschillende woorden voor een tante van vaders- en van moederskant? [DC 05 (1937)]
III-2-2
|